feit was. Overigens is er nog wel discussie over waar het Drilveld ophield. Er zijn men sen die beweren dat de grond waar tegen woordig de Leeghwaterstraat loopt even eens nog tot het Drilveld behoorde. Dit is goed mogelijk, maar ik heb de scheidslijn niet weten te traceren. Binnen De Rijp zijn De Buurtjes van ouds her een agrarische enclave geweest. Tuin ders vormden de hoofdmoot. Dit was een relatief'schoon' beroep, in de zin dat het geluid- en reukarm was. In alle vroegte werd de vlet gestart of de kloet ter hand genomen en vervolgens speelde tachtig procent van het werk zich af in de polder. De veehouderij daarentegen was een ander verhaal: veehouders, maar ook keuterboertjes, voorzagen veelal midden tussen de bebouwing in hun levensonder houd. Niemand keek daarvan op, want dit was nooit anders geweest. Tochtige koeien konden flink tekeergaan, om over varkens nog maar te zwijgen. Er zal gerust wel eens een onvertogen woord over gevallen zijn, maar zonder het te willen romantiseren leek de verdraagzaamheid vroeger een stuk groter. Ome Daan bijvoorbeeld, die schuin tegenover de Lievelandsbrug aan het Zuideinde woonde, hield achter het huis een flink aantal koeien. De mest reed hij met een kruiwagen naar de overkant want dit behoorde als overtuin bij zijn huis. Rechts aan die overtuin grensde het huis van Herke Marrees (het huidige Zuideinde 4). Het had twee ramen aan de zuidkant, maar uit welk hij ook keek, om een mest belt kon hij niet heen. Via een pijp onder het wegdek stroomde gier naar een onder grondse put, ingegraven in diezelfde over tuin. Bij tijd en wijle stroomde deze over waarna het van de hoge kant af, zo het slootje inliep. Toch waren de hoeveelheid klachten hierover niet noemenswaardig. Ik vroeg mijn moeder ernaar hoe zij dat had toen ze nog op de Keizerbuurt woonde, pal achter de boerderij van Beumer."Ja, het kon er flink stinken, vooral die varkens "zei ze, haar schouders ophalend "maar och...". Nu, met alleen nog boeren in het buiten gebied, zijn er vastgestelde uitrijperiodes voor mest. Waagt een veehouder het dit buiten die periodes te doen, dan staat de telefoon meteen roodgloeiend. De stolp op de Lievelandsbuurt Lievelandsbuurt 12 (320), de monumentale stolp met het typische geknikte dak. Bijna 130 jaar oud en van oudsher het domici lie van de familie Beumer. We kwamen al eerder Beumers tegen. Zeker familie, maar Evert en Joseph waren geen broers van el kaar. Evert en Anna hadden acht kinderen en in de stolp werd gedaan wat je er zou verwachten: het runnen van een boeren bedrijf in al zijn facetten. Er werden koeien gehouden en later varkens. Evert Beumer bracht zijn melk altijd naar melkfabriek Hollandia, onderaan de Klaterbuurt in de Beemster. Aanvankelijk ging dat met de hondenkar en later met paard en wagen. Op de terugweg nam hij dan een flinke lading karnemelk mee en ventte dit uit in het dorp. Dit was de reden dat hij door gaans'Evert Karnemelk' of'de Karnemelk- boer'werd genoemd/Druk Druk'werd ook wel gezegd, dat weer te maken scheen te hebben met zijn bedrijvige inborst. Ik las ergens dat hij een zeer beleefde man was. Als hij ergens aan de deur kwam en men geen karnemelk nodig had, was zijn vaste zin: "Even zo goed, dank u wel". Van uitbreiding van de veestapel kon geen sprake zijn. Er was weliswaar genoeg land voorhanden om meer dieren op te houden, maar winterdag zouden die wel naar binnen moeten en de stolp was daar 197

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 23