De gravure van de kerk door Abraham Zeeman 1732.
Was dit nu de nieuwe kerk uit 1670?
Omdat er geen aanwijzingen zijn van een
verbouwing of vernieuwing moet worden
aangenomen dat het nog steeds dezelfde
kerk betreft.
De gestapelde koepeltjes waren des
tijds zeer in trek en vindt men heden ten
dage, enkel of gestapeld, nog veel terug
op openbare gebouwen. Pronk neemt hal
verwege het dak van het koor een 'kneep'
in het dak op, ook Zeeman neemt dit de
tail over. Deze versnijding in het dak komt
niet vaak voor en verraadt een overgang
van twee verschillende dakhellingen en
markeert daarmee een horizontale con
structie in het dak. Beide tekenaars heb
ben duidelijk aangegeven dat de gevels
waren voorzien van gotische vensters met
vorktraceringen.
Jaren later tekende Gijsbert Boomkamp
(••-1755) in 1740 een aantal malen de kerk
vanaf de westzijde. Het zijn ruwe schetsen
welke zijn beschrijvingen van de dorpen
vergezelden. De gevel van de kerk wijkt
nogal af van de toen bestaande toestand
van de kerk. Boomkamp was ook meer een
kroniekschrijver en was, ondanks dat hij
leerling was geweest van Cornelis Pronk,
het tekenen niet erg meester. Hij laat in
zijn beschrijving weten dat de kerk 150
voet lang (45 meter) en 75 voet breed (22
meter) is en het gewelf 65 voet hoog (19,5
meter) is. Het zijn inwendige maten en de
75 voet was gemeten in het kruispand, dus
het breedste deel. Hij heeft kennelijk ook
de toren beklommen want hij telde 91 tre
den van 2 voet breed. In de beschrijving
van Schuurman werd een vergissing ge
maakt. Schuurman nam aan dat een trede
twee voet hoog was en daarmee de toren
50 meter hoog zou zijn. Overigens stond
in een van zijn beschrijvingen dat hij na
23