In de zomer van 1947 kwam ik in aanraking met het zwemmen bij de spoorbrug.
Mijn zuster Bets moest mij van mijn moeder leren zwemmen bij de duiker van de
Vroonermeei die in de Kruissloot lag. Als ik mij goed herinner heette die plek zoiets
als Pomphek' of Pompsjek'. Ze was niet zo erg geduldig en ging zo op me tekeer dat
Gert Groen, die bij de watermolen van de Vroonermeer woonde, kwam kijken wat er
aan de hand was. Ik had een oude fietsband om. Deze was met een touw aan een
kloet verbonden. Als ik wat hardnekkig verkeerd deed, duwde mijn zuster me met de
kloet onder water. Noodgedwongen was ik een snelle leerling.
Toen ik een beetje kon zwemmen, mocht ik onder leiding van mijn broer Wim naar de
spoorbrug waar ik (en dat is mijn eerste herinnering aan de spoorbrug) mij vergaapte
aan Herman Slijker, die van een meerpaal dook en omdat hij niet kon zwemmen onder
watet dooi de pt ut naar de kant kroop. Ik vond dat toen een indrukwekkende stunt!
Zwemmen kwam, ook voor hem, later. Als je naar de overkant kon zwemmen dan was
je een echte zwemmer. Sommigen, die voor de eerste keer overzwommen, stopten in
paniek een paar meter voor de overkant en zwommen dan terug. Ze zwommen een
grotere afstand maar haalden de overkant niet. Wat paniek een mens kan laten doen.
Als je dan kon zwemmen dan begon je ook te duiken. Eerst met aanloop. Dan steeds
hoger. De onderste balk, de bovenste balk, de paaltjes, de onderste rand van de
viaduct, het muui tje, de bovenste rand en dan uiteindelijk de loopbrug. Een enkele
durfal dook van de leuning. Dit was in vaktermen' in grote lijnen de opbouw. Als het
mogelijk was zwommen we van 5 mei (nationale feestdag) tot 8 oktober. Het was vaak
zo koud dat na het zwemmen riet werd verbrand om door te warmen. Jarenlang is
de omgeving van de spoorbrug de plaats geweest waar wij ons in de zomermaanden
's zondags en in de avonduren vermaakten. Ik zeg met opzet vermaakten' want er
118