aan en zijn bloedloze lippen fluisterden: Het is hier de hel, Don. De hel. Ik kan niet
meer... ik wil niet meer...' De stakker begon te huilen op een vreemde, willoze manier.
Zelfs hiervoor waren zijn krachten ontoereikend geworden. Henk, wat hebben ze met
je gedaan?" vroeg ik, terwijl ik de grootste moeite had om me te beheersen bij het
zien van zoveel ellende. Ik weet op dat moment niet wat bij mij de overhand had,
woede of verdriet. Hoe was dit mogelijk. Dat kon toch niet waar zijn? Henk kon niet
langer dan vier weken hier zijn, want daarvoor hadden wij samen op de Wetering
schans gezeten. Iemand kon toch niet in zon korte tijd zo verschrikkelijk aftakelen?
Ik weigerde mijn ogen te geloven. Maar het was waar Het was Henk Bartels, die daar
volkomen gebroken voor me zat gehurkt. Op de Weteringschans had hij zijn haardos
nog gehad en zijn grappig geitensikje. Nu was hij, evenals wij allen, kaalgeschoren.
Hierdoor leek zijn gezicht nog veel kleiner. Zijn toch al tengere gestalte was nu gere
duceerd tot een geraamte. Het was net alsof zijn broekspijpen leeg waren, zo mager
waren zijn benen, terwijl zijn polsen niet dikker waren dan mijn wijs- en middelvinger
samen. Zijn jukbeenderen staken vreemd naar voren terwijl zijn ogen in diepe, bruin
omrande kassen lagen. Geen wonder dat ik hem niet had herkend.
Wij hebben nog even met elkander zitten praten. Hij vertelde mij, hoe zij hem had
den geslagen, omdat hij niet hard genoeg kon lopen, niet zwaar genoeg kon tillen,
niet snel genoeg reageerde op commando's die de Kapo's schreeuwden en die hij
maar half begreep. Hij vertelde mij over de honger, over de ontberingen, over de
dysenterie. Over de tien uur lange slavenarbeid waarvoor zijn krachten ontoereikend
waren gebleken. Over de korte nachten. Hij vertelde over het slechte en weinige eten,
over de drie appéls per dag en over het urenlang in de houding staan op de appél
plaats na het werk, terwijl zijn lichaam aangetast door de dysenterie, rilde van de
koorts. Hij vertelde over het vaak zeer langdurige strafexerceren met het sadistische
liggen, staan, kikkeren of rollen in de modder totdat hij niet meer kon. Hij vertelde
over de razzia's van de SS geassisteerd door de lageroudste of blokoudste, die ge
regeld overdag plaatsvonden in de blokken om drukkersop te sporen of om naar
contrabandete speuren. Hij vertelde hoe zij hem hadden gedwongen samen met
een andere gevangene, zware ketels met soep en thee van de keuken te halen en hoe
vreselijk de Kapo hem had geslagen, toen hij de ketel uit zijn krachteloze handen
had laten glijden. Hoe ook de medegevangenen tegen hem te keer waren gegaan
omdat zij nu nog minder te eten hadden gekregen doorzijn schuld. Nu wilde hij ster
ven, snel sterven... Ik nam zijn skeletachtige handen in de mijne en drukte die zacht.
Ik begon te vloeken. 'Niet vloeken, Don'. Dat waren Henk's laatste woorden. Ik heb
hem daarna nooit meer gezien.'
107