Er werd menig toost geuit tijdens het eten, waarna de jubilaris het woord nam en zijn
vrouw toesprak met de woorden: dat een groot deel van de huldehem dezer dagen
gebrachttoekwam aan zijne lieve vrouwdie hem in dat 25 jarig tijdvak immer een
steun was geweest, om zijne gewichtige, moeilijke taak te volbrengen, zooals hij dat
tot dusver had gedaan; zij was meer dan eenmaal de vrouw geweest in sommige
tijdperken, die hem moed insprak, als hij dien dreigde te verliezen, daarom wenschte
hij den eerste dronk aan haar te wijden.../
Toen traden de leden van het Nut, wiens devies is: wij streven naar vooruitgang', de
feestzaal binnen en zongen de jubilaris toe op de wijze van het volkslied.
De burgemeester bedankte hen hiervoor maar ook voor de erepoort die zij gemaakt
hadden voor de woning van de hoofdonderwijzer.
Nadat door de feestvierende was gezongen 'O God, verlaat mijn Neerland niet, enz'
nam de ceremoniemeester het woord: 'en stelde in een dronk op Z. M. den Koning,
als bij uitnemendheid goed constitutioneel vorst, die zoo verstandig is geweest, in
1878 de onderwijswet te bekrachtigen en tot wet te verheffen; nu zij eenmaal bestaat,
wat onze zienswijze ook zij, als goede onderdanen zijn wij verplicht, die wet nateleven
en uittevoeren.'
Vrijdagavond werd de jubilaris toegezongen door de nutsleden en werden er verschil
lende voordrachten gedaan, 'zoodat men eerst te half 2 ure scheidde'.
De schrijver van dit boekje, de heer P. Nobel, burgemeester, sluit af met de woorden:
'Ziedaar, geachte vriend, een klein resumé van het feest, dat de eerste week van
Maart 1886 onze hooggeachte onderwijzer, de heer L. van de Vijzel, mocht beleven,
waarop de gemeente trotsch is en dat zeker bij hem en haar, die er bij tegenwoordig
was, de aangenaamste herinneringen zal achterlaten.'
58