Vogels in en om Sint Pancras
In deze Klin vindt u de laatste aflevering van vogels in en om Sint Pancras. Deze keer
worden de vogels besproken die altijd in onze nabijheid zijn te vinden.
Wie kent ze niet, deze kleurrijke leden van de mezenfamilie, in de winter altijd aanwezig op
de voederplaats waar zij zich te goed doen aan de vetbollen en de pinda's. De koolmees is de
grootste van de 2, hij heeft een zwart petje op, met een gele borst en een zwarte stropdas. De
pimpelmees is wat kleiner en heeft een blauwe pet op, verder heeft hij een gele buik en blauwe
vleugels. Beide hebben witte wangen.
Als u in de tuin een nestkast heeft, zult u, als de mezen kwamen nestelen, van ze hebben ge
noten. In het vroege voorjaar komen ze al kijken naar geschikte nestplaatsen, op elk moment
van de dag en bij elke weersomstandigheid. Zo krijgen zij een goed beeld van de betrouwbaar
heid van de nestplaats. Ook de omgeving is belangrijk, zijn er voldoende bomen en struiken
in het territorium om het toekomstige gezin te voeden? Dit is allemaal belangrijk voor hun
uiteindelijke keuze. Deze mezen zijn oorspronkelijk holenbroeders; hun voorkeur gaat dan
ook uit naar een holletje op minstens 1.5 meter hoogte met een opening met een doorsnede
van 32 mm voor de koolmees en 28 mm voor de pimpelmees. In maart brengt het vrouwtje
overdag een aantal uren door in de nestkast van haar keuze, meestal timmert zij een poosje in
de vloer en in het vlieggat. Dit is natuurlijk gedrag van holenbroeders, want in een oude boom
kan dit gedrag doeltreffend zijn om de nestkom eventueel wat uit te diepen. Of als de bodem
van de boom al te rot zou zijn en op in storten staat, is het alleen maar een voordeel als het
bijtijds ontdekt wordt. In de tijd dat het vrouwtje in de nestkast bezig is, is haar mannetje in de
buurt en brengt haar af en toe iets lekkers; ook houden zij met hun stem contact met elkaar.
Als de lente begint en de bomen gaan uitlopen, begint het vrouwtje met het brengen van nest
materiaal, eerst met strootjes, daarna met zachter materiaal zoals mos, dat zij met het klap
peren van haar vleugels tot een stevig matras 'vlecht'. Als laatste zoekt zij haar van konijnen,
honden of katten, soms van schapen, maar ook wel veertjes. Bij mijn buurvrouw lag eens een
oud groen kinderdekentje buiten voor de hond. De koolmees die in mijn tuin broedde ge-
105