waren de bewoners verbannen en zij keerden pas veel later - vermoedelijk rond 1400 - terug.
Eerst kwamen er enkele huisjes langs wat nu de Benedenweg is. Er werd een kapel ge
bouwd die aan de heilige Pancratius werd opgedragen en zo ontstond de naam Sint Pancras.
In de hele 15e eeuw werden de namen Vronen en Sint Pancras beide nog gebruikt voor
hetzelfde dorp. Misschien dat tussen 1425 en 1433 de bevolkingstoename zodanig was dat
Sint Pancras als aparte heerlijkheid kon worden aangemerkt. Hoe dan ook, Roeland van
Uutkerke noemt zich heer van Sint Pancras vanaf 1433. Hij sterft in 1442 zonder mannelijke
opvolger na te laten en daardoor vervallen de heerlijkheden weer aan Filips. Sindsdien zijn
ze bij de grafelijkheid gebleven.
In de periode van 1288 tot 1730 viel Sint Pancras, met uitzondering van de jaren waarin
Roeland van Uutkerke heer was, rechtstreeks onder het gezag van de grafelijkheid in Den Haag
(de graven, hertogen etc. en later de Staten van Holland).
Verkoop van heerlijkheden
Na een hele rij Hollandse graven werd in het begin van de 16e eeuw Karei V Heer van de
Nederlanden en in 1555 zijn zoon Filips II, die ook koning van Spanje was. Deze werd in 1581
door de Nederlanden officieel afgezet als heerser en vanaf die tijd waren de Staten van Holland
'heer' over Holland en West-Friesland.
Omstreeks 1730 beginnen de Staten van Holland op grote schaal dorpen als afzonderlijke
heerlijkheid te verkopen. Men had een middel gevonden om extra inkomsten te verkrijgen,
want de Staten zaten slecht bij kas. De koper werd Heer van het dorp, de heerlijkheid.
(Nogmaals, het ging niet om het grondbezit.) In 1730 waren o.a. de volgende ambachts
heerlijkheden aan de beurt om verkocht te worden: Beverwijk, Graft, Schermerhorn,
Zuid-Schermer, Noord- en Zuid Scharwoude, Broek, Oudorp, Koedijk en Sint Pancras.
Een ambachtsheerlijkheid is een z.g. lage heerlijkheid, dat wil zeggen dat de heer geen
jurisdictie in halszaken bezat. In zware misdrijven mocht hij geen recht spreken, die moest
hij overlaten aan de hogere overheid. Sint Pancras viel voor de hogere jurisdictie onder
de Baljuw van de Nieuwburg, samen met Oudorp, Koedijk, de dorpen van de Langedijk,
Ursem, Oterleek, de Schermer en alle dorpen op het Schermereiland. In 1791 was
Willem Winder, burgemeester en Raad van Alkmaar, vermoedelijk de laatste Baljuw van de
Nieuwburg (hij was tevens Baljuw van de Egmonden).
Op 14 en 17 november 1730 vond een veiling plaats, de publicquelijcke verkoopinge. Abraham
Quevellerius werd voor een bedrag van f 9.900,- Heer van Sint Pancras.
Noord Scharwoude werd voor f 20.500,- verkocht, Zuid Scharwoude voor f 19.100,- en Broek
voor f 20.300,-. Blijkbaar was in die plaatsen een grotere opbrengst voor de Heer te verwachten.
In Sint Pancras waren de te verwachten inkomsten zon f 200,- per jaar, dat is ongeveer een
rendement van 2 procent, nogal matig dus. Waarschijnlijk kocht Quevellerius de heerlijkheid
uit statusoverwegingen: hij kon zich dan met een mooie semi-adellijke titel tooien: Heer van
Sint Pancras.
Overigens kocht Broek zichzelf! Dat wil zeggen dat de regenten van Broek de eigen heerlijkheid
kochten en zo baas in eigen huis bleven. Ook Oudorp kocht zichzelf, voor slechts f 4.850,-.
Koedijk, daarentegen werd door Alkmaar gekocht (voor f 5.200,-!). Zo kon Alkmaar als 'heer'