evenals in sommige plaatsen reeds gebruik was, ook hier de vrije zaterdagmiddag in te
voeren.
Het werd lang en breed besproken en resulteerde in een besluit het op zijn beloop te
laten, want het zou zich vanzelf wel regelen net als indertijd de arbeidsverkorting.
De bovenstaande regeling gold natuurlijk hoofdzakelijk voor de zgn. 'vaste' arbeiders.
De 'losse' arbeiders verdienden vaak iets meer, maar waren ook veel eerder werkloos.
Eind 1923 en begin 1924 was de werkloosheid opnieuw erg groot.
In maart 1924 schreven de Pancrassers P. Wijn, M. Hoogland, J. Boskamp,
H. Kuitwaard en J. Groen in een brief aan B. en W. dat ze ervan overtuigd waren dat
het college gedurende de winter reeds het nodige had gedaan om de nood van de arm-
sten te lenigen. Maar nog was hulp broodnodig. Veel werklozen zaten reeds geruime
tijd zonder mkomen, bij hen maar ook bij veel andere armlastigen was de nood op het
allerhoogst.
Daarom wilden zij voor deze groep van de bevolking een collecte in de gemeente
houden en vroegen ze B. en W. hun daarvoor de benodigde vergunning te geven en
tegelijk deden ze het verzoek aan het college om hierin een voorbeeldfunctie te
vervullen door als eersten een flinke gift voor deze collecte beschikbaar te stellen. (Dit
laatste verzochten ze eveneens aan het Burgerlijk Armbestuur). De organisatie van de
collecte namen zij voor hun rekening, graag zagen ze dat een collegelid en iemand van
het Burgerlijk Armbestuur hun burgercomité ging helpen bij de verdeling van de
collecteopbrengst.
B. en W. voelden niet voor een dergelijke collecte en gaven daarom geen toestem
ming.
Aanvankelijk werden in St. Pancras verzoeken om de uitkering van de werklozen iets
aan te vullen, stelselmatig afgewezen, o.a. met de motivering dat er voor deze mensen
gunstige besluiten waren genomen wat de prijs en het vervoer van de turf betrof.
In Koedijk werd een dergelijke toeslag eerst wel gegeven, later voelde daar het college
er ook niet voor, maar ging men uiteindelijk akkoord met een voorstel van de Zuid-
einder Verduin iedere week voor 3 dagen een toeslag te geven en de werklozen de
andere 3 dagen iets te laten verdienen in een werkverschaffing, zoals het verbeteren
van het vaarwater.
Ook slager Wortelboer stelde in 1922 een daad Dit haalde zelfs de Alkmaarsche
Courant van 18 november 1922 waarin werd bericht:
89