De Smet verstrekte eerst een opgave van personen, die een paard kwijt
raakten door een vordering van het Bataafse leger.
Hij voegde hier aan toe dat er nog meer mensen in het dorp waren die
schade leden door de oorlog, o.a. de mensen, wier paard door de Engelsen
werd gevorderd en dit niet terugzagen en vroeg voor die categorie ook een
schadevergoeding.
Uit Koedijk werd de volgende schade gemeld:
Op welke wijze eigenaren paarden konden kwijt raken tengevolge van de
oorlog kan worden opgemaakt uit een brief, die na afloop van de invasie
werd geschreven:
165
Copielijst van Paarden welke door de Municipaliteit van Koedijk zijn getau-
xeert en per Missive zijn ingezonden op den 20 Octoher 1800 aan het Depar
tementaal Bestuur van Texel ingevolge schrijving van den le Aug. 1800 No. 11
Een paard van Harmen de Jager getop f 70,-
een dito van Cornelis de Groot f 70.-
een paard van Corn. Hoogwater 150.-
een dito van Pieter Garmonsz. 50. -
een dito van Tennis Visser f 100. -
een dito van Klaas de Boer 80.-
woonende gemelde burgers alle te Koedijk
Aldus opgemaakt
Ter presentie en ten overstaan van de Municip'. Van Koedijk
A. Maats.
Den Haag 31 mei 1800.
Aan luitenant Daendels,
Volgens uw order zijn de paarden toen uit Heerhugowaard en andere
lussen de armeeën gelegen landen opgehaald en de volgende dag naar het
hoofdkwartier te St. Pancras getransporteerd. Er zijn geen verdere aante
keningen gehouden. De paarden zijn in twee wetlanden gejaagd die door
brede sloten waren omgeven en vervolgens is er gelast om de paarden zo
spoedig mogelijk naar Haarlem te brengen.