Het verhaal van Hendrik Klingeier uit Zuid Scharwoude illustreert de
moeite en zorg van de inkwartiering.
Hendrik was uit Zwitserland afkomstig.
In de tijd, dat het toerisme nog niet was uitgevonden, was het uiterst moei
lijk in Zwitserland een bestaan te vinden. Vandaar dat veel Zwitsers zich als
militair verhuurden. de uitdrukking "Geen geld geen Zwitsers" herinnert hieraan)
Hendrik verhuurde zich bij het Pruisische leger en met dit leger marcheerde
hij in 1787 de republiek binnen en zo hielp hij dus mee om stadhouder Wil
lem V naar Den Haag terug te laten keren.
Met enige collega's werd Hendrik in de Langedijk gelegerd.
Toen, enige tijd later, het bevel werd gegeven om zich te verzamelen voor
de terugkeer naar Pruisen, meldde Hendrik zich niet en dook ergens in de
Langedijk onder.
Vermoedelijk deed hij dit, omdat hij kennis had gekregen aan een jonge
dame, Geertje Hanraat geheten.
Naast het militaire- had Hendrik ook het kleermakersberoep geleerd.
Toen de kust veilig was, trouwde hij met zijn Geertje en verdiende hij in
Zuid - Scharwoude de kost als kleermaker. Een sobere boterham. Vooral
toen gedurende de volgend jaren hun gezin groeide in last en tal. Het ge
zegde "Kinderen zijn een zegen des Heeren, maar ze eten de noppen van je
kleren gold ook voor hen.
In 1799 werd bij de familie Klingeier een soldaat ingekwartierd.
Deze (Franse) soldaat had nogal wat noten op zijn zang en klaagde gere
geld over het opgediende voedsel. Toen Geertje op een dag pannekoeken
had gebakken ging hij daarover zo te keer dat het Hendrik te veel werd. De
ruzie tussen Hendrik en de soldaat liep zo hoog op dat Hendrik in zijn
boosheid een stuk kachelgereedschap pakte en daarmee de soldaat op zijn
hoofd sloeg. De klap kwam zo hard aan, dat de soldaat dood bleef liggen...
Dit moest geheim blijven. Kwam het wel uit, dan liep Hendriks leven groot
gevaar, 's Nachts werd de dode soldaat in een schuitje geladen. Ergens in
het Ambacht werd het slachtoffer door Hendrik begraven.
Tegen de buitenwacht werd verteld dat de soldaat net als Hendrik vroeger
de brui had gegeven aan het militaire leven en was gedeserteerd.
110