-76-
We waren toen met een beetje reeds blijd.
Ook probeerde ik wel eens te fietsen op vaders
fiets. Die had zo'n dubbele stang en daar moest ik
eerst met mijn been over heen. Een heel karwei. Maar
je had toen nog overal klinnen langs de weg en daar
maakte ik wel gebruik van. Vaak reed ik van klin
naar klin.
Eens stapte ik onze voorkamer binnen. En toen stond
daar zomaar een fonkelnieuwe fiets. Ik zei: Hé, daar
staat zomaar een fiets in de voorkamer. Hoe kan dat
nou
Ik mocht dat helemaal niet zien, want die hadden
mijn ouders gekocht voor mijn verjaardag
Toen ik er voor het eerst op fietste, kwam ik bakker
Vries tegen. Hij stak zijn hand op, net alsof hij
wilde zeggen: Nou, nou
Nu ik oud ben, zeg ik wel eens:
Het nieuwe brengt veel goeds,
maar 't ouwe laat veel goeds achter
We hebben een jaar of zes in de herberg gewoond.
Naast ons woonde manke Dirk (Ploeger) en ook Jannes
Ploeger met Geertje-buur
En daarnaast, in het huis van Anton Wit, woonde weer
een Ploeger. Die had een schoenwinkeltje. In zijn
winkel had hij een rek met schoenen staan. Op zater
dagavond deden kwajongens wel eens stilletjes zijn
winkeldeur open en gooiden dan dat schoenerek onder
ste boven. Dat maakte een heel kabaal en dan lag het
winkeltje bezaaid met nieuwe schoenen
Nog iets verder woonde in een oud huisje metselaar
Ni erop
Ze hadden zes of zeven jongens. Dus die vrouw had
het bar druk. Ze kwam aan haar zelf niet toe.
Later, toen de jongens de deur uit waren, zat ze
eens op een mooie dag buiten voor het huis te brei
en. Ze zat op een heel gewone, rechte stoel en ze
was heel ijverig bezig. Toen kwam haar man thuis en
die zei tegen haar; "Heb jij niks beters te doen
Ik hoorde dat, want ik fietste toen net voorbij
'k Weet nog dat ik toen dacht:" Wat ben jij een
lillijke kerel."