-142-
"Man, je loopt wet het geld van de kapper in je
zak"
bezig met reparatie- en herstelwerk. In de oorlog
verzoolde hij zelfs klompen: houten zolen werden
onder bijna versleten klompen gelijmd.
Omdat een timmerman ook moet eten leverde hij in die
tijd een kloet voor een bepaalde hoeveelheid tarwe.
Direct na de oorlog, toen hier de materialen nog
schaars waren, trokken zijn zonen naar het veel
eerder bevrijde Limburg en bouwden daar meerdere
huizen
In het noordelijk gedeelte van het huis oefenden
eerst kapper PIET WIJT en JONGEJAN hun beroep uit
In 1939 werd deze kapperszaak gekocht door ANTOON
CAREL KRAMER, die naast de kapsalon een winkel voor
rookartikelen had.
Voor de oorlog, toen het aantal zelf-scheerders nog
betrekkelijk gering was, lieten veel mannen, nadat
ze 's zaterdags de gehele- of het grootste deel van
de dag hadden gewerkt, zich voor de zondag nog even
van een glad geschoren gezicht voorzien. En dan werd
het bij Kramer wel eens laatDe klanten kortten de
tijd met het uitwisselen van nieuwtjes of vertellen
van sterke verhalen. Verschillenden plachten, als ze
van baard waren ontdaan, weer bij de stamtafel aan
te schuiven omdat het zo gezellig was. Anderen zoals
bakker Willem Verkuil, de man was 's morgens heel
vroeg opgestaan en had de gehele dag gewerkt, vaak
in weer en wind gevent, konden het wel eens, in de
behaaglijke warmte tot rust was gekomen, niet meer
voor elkaar houden en zij hoorden dan alles knikke
bollend aan.
Op hun beurt bedienden de klanten Kramer op zijn
wenken toen hij er over klaagde dat het zo vreselijk
heet in de salon was: Piet Schuit en Jaap D. Kloos
terboer pakten de hete kachel en zetten die buiten
op straat
Aangespoord door deze opmerking kwam hij bij Kramer