Als voorbeeld van de persoonlijke drama's die de bezetting met zich
meebrengt, kan het volgende worden vermeld. In juni '44 komt meneer van
Rossem in Sint Pancras onderduiken. Zijn eigenlijke naam is Braggaar,
sergeant-majoor. Hij wordt door de Duitsers gezocht, zijn vrouw zit als
gijzelaar vast in Vught. Hun zoon heeft zijn moeder vrij trachten te krijgen,
door op een Duitse belofte daarvoor, dienst te nemen bij de Kriegsmarine.
Die belofte wordt natuurlijk niet gehouden. Braggaar vindt later onderdak
bij Hoogschagen, een boerderij aan de Westdijk van de Schermer.
Hij zal zijn vrouw niet terugzien, en hun zoon zal later blijken te zijn om
gekomen...
In het huis van de transporteur Jan Kooy, wiens huis staat naast de garage,
daar waar de Achterweg dan op de Bovenweg uitkomt (nu Vinkenlaan), is
de jodin Marie Meulemans als hulp in de huishouding opgenomen. Hoewel zij
eigenlijk is ondergedoken, beweegt zij zich vrij en zonder de verplichte ster
te dragen op straat. Als eens twee SS'ers in de garage komen om aan Jan
Kooy een chauffeur te vragen, staat zij er rustig bij. Maar enige tijd later
komen NSB'ers haar midden in de nacht van haar bed lichten - zij weten
precies waar zij op de zolder te vinden is - en voeren haar weg. Na aan
Jan Kooy te hebben gezegd: "Je hebt geluk gehad". Zijn schoonvader,
bakker Bruin, die ook joden in huis heeft, wordt door hem gewaarschuwd.
(Wie de zaak verraden heeft wordt nooit bekend.)
Jan Kooy en zijn vrouw gaan de volgende nacht bij de buren slapen en
vertrekken daarop met de kinderen in een taxi naar Epe, waar zij anderhalf
jaar blijven. Eerst in een vacantieoord en daarna in een huurhuis.
In het molentje van Heinis, dat dan nog staat aan het begin van het zuid
end, een eindje achter de huizen van de Benedenweg, richting Daalmeer bij
wat 'de mare' wordt genoemd, zit een joodse familie ondergedoken voordat
deze wordt verraden. Ook bakker Bruin, bij wie zij daarvóór waren onder
gebracht, en langs wiens huis men moet gaan om bij het molentje te
komen, wordt daarbij betrokken.
Begin juli '44 wordt er bij hen op de deur gebonsd. Bakker Bruin doet open,
en een aantal Alkmaarse politiemannen, waaronder de gewezen wacht
meester Dirk van Manen, komen binnen om huiszoeking te doen. Zij
vertrekken later zonder meer, getuigt de erbij aanwezige dochter Trijn
Bruin.
Maar op zondag 15 juli komen de politiemannen terug en geeft van Manen
het bevel dat bakker Bruin met hem mee moet. De rest van de Alkmaarse
politiemannen doet opnieuw huiszoeking.
Na de oorlog zullen zij hun huis bezet vinden en trekken zij in dat van
bakker Bruin, voordat zij naar Australië emigreren. Ook Marie Meulemans
zal de oorlog overleven.