Omdat er meerderen belangstelling hadden voor dit ontvangersbaantje zag Corf zich genoodzaakt zijn bod met 400.= te verhogen en door 1600.= te betalen wist hij het ambt tot zich te trekken. Dat de boeren onder in de zak de rekening vonden, zal duidelijk zijn. Steeds groter werd de weerstand tegen het ruitergeld, wat men ook wel 'maandgeld' noemde, omdat deze belasting in tegenstelling met andere, iedere maand opnieuw moest worden betaald. Hier en daar werd het met grote strengheid ingevorderd, zo erg dat Velius schreef: "Hetgeen elcke den armen veel te swaer viel; nochtans sij mosten daeran, sij hadden 't of sij hadden 't niet, diens sij van nootswegen bedde, huysraet ende al wat-ter was vercogten ende werden soo neackt ende beroijt dat- tet al te deerlijk was". Steeds opnieuw stuurde Claes Corf zijn knechten de boer op om de verschillende belastingen te innen. Er moest betaald worden. Drommels goed wist hij, dat velen niet in staat waren om te betalen. Dan verkochten ze maar iets. Als de nood bijzonder hoog was, bood hij wel aan om in ruil voor een goed ondertekende schuldbekentenis hun belastingschuld te voldoen. De landman, die hierop inging, was dan met handen en voeten gebonden aan de uitperser. Indien de schuld niet tijdig werd afgelost, verspeelde hij al zijn schamele bezittingen. Volgens een tijdgenoot bood dit gewest omstreeks 1490 de volgende aanblik: "afgebrande dorpen, verlaten hofsteden, van vee ontblote weilanden, troepen werkloos volk: ruw scheepsvolk vooral van haringbuizen en karvelen, door honger en ellende uitgeput". December 1490 maakte Claes Corf een reis naar Den Haag. Als pachter en rentmeester moest hij geregeld verslag doen van zijn bevindingen. Ditmaal klaagde hij over de onwil van de bevolking om het ruitergeld te betalen. Hij verweet andere ontvangers, dat zij de hand wel eens lichtten met de belastinginvordering. Hem werd de volle medewerking verleend. Zo het volk niet goedschiks wilde betalen, dan moest het maar hardhandig worden aangepakt. - 67 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1992 | | pagina 69