-41 -
te stellen, maar die betrekking op te dragen aan een
persoon, hen en hunne gemeente geheel vreemd, elders
woonachtig en zelfs geene eigendommen of andere
bezittingen in de gemeente hebbende, welke hem
eenigermate zouden regtigen om daarop zijne aanspraak
van voor deze betrekking in aanmerking te komen, te
vestigen"
Met klem werd er op aangedrongen bij Zijne Majesteit om
zoiets toch niet te doen. Stel je voor een vreemdeling,
"die geen enkelen cent aan dorps of andere lasten
bijdraagt.
Nee, Sire, zoiets is in strijd met de bepaling dat een
burgemeester in zijn gemeente moet wonen. Duidelijk
spraken ze nogmaals hun voorkeur uit voor Klaas Duif,
want "dezelve Klaas Duif is een der grootste
landeigenaars in de gemeente, er algemeen gezien en
bemind, zooals zijne ouders het steeds mogten zijn".
Inderdaad was Klaas Duif in hun ogen de kandidaat voor
het burgemeesterschap:
- Stamde hij niet uit de regentenfamilie Duif? Was
zijn vader Jan Duif hier geen schepen (lid van het
dorpsbestuur) geweest en tevens kerkeraadslid?
- Was oud-oom Claes hier niet lange tijd schout? (In
diverse acten tussen 1801 en 1810 tekent Claes Duif
als schout. Vermoedelijk was hij hier tot 1812
schout, toen werden Sint-PancrasBroek en Oudorp
bij Keizerlijk decreet van Napoleon op één gemeen
telijke hoop geveegd.)
- Was Klaas Duif ook niet de neef van de overleden
burgemeester Simon Schuytemaker?
- Voeg daarbij dat hij een van de rijkste, zo niet de
rijkste burger van de gemeente was.
- Was hij ook niet de hoogst aangeslagene in de
plaatselijke belastingen?
Koning Willem II gaf gehoor aan het verzoekschrift:
Klaas Duif werd hier burgemeester.
Jammer dat de aanwezige papieren weinig over zijn
optreden als burgemeester vertellen. Voorzover bekend,
stammen de eerste raadsnotulen van Sint-Pancras uit
1844. Daarin wordt Klaas Duif genoemd als burgemeester,
en had hij naast zich als assessoren Klaas Ploeger en
Dirk Nol en als raadsleden Cornelis Groen, Jacob
Kleyenburg, Jan Berkhouwer en Gerrit Bakker.
De notulen zijn erg kort en geven alleen de onderwerpen
aan, waarmee de raad zich onledig hield.