Kiene tuinders merkten op, dat de grondsoort en structuur van een proefveld wel eens grondig met hun akker zou kunnen verschillen en zagen liever een ander voorstel. Besloten werd dat ieder lid enkele kunstmestsoorten zou krijgen om op zijn land uit te proberen. Op de volgende najaarsvergadering werden de ervaringen uitgewisseld. Gerapporteerd werd dat chilisalpeter de beste resultaten gaf, bemesting met superfosfaat leverde weinig op, de resultaten daarvan waren praktisch nihil, en het beste resultaat had men verkregen daar waar mest stoffen waren gebruikt op de plantenbanen en dat gold zowel voor uien als voor kool. Zoals de ouden zongen. Hoewel er proeven werden genomen met andere bemestings methoden en er, vaak op verzoek van een tuinbouw- vereniging, deskundige voorlichting werd gegeven door medewerkers van land- en tuinbouwscholen of vanuit Wageningen, klonken er ook andere stemmen. In 1894 gaf de GROOT-LANGEDIJKER TUINBOUW-VOORLICHTER in de Alkmaarsche Courant de volgende aanbeveling: De maan speelt bij vele landbouwers in deze streek een belangrijke rol. Niet dat zij onvoorwaardelijk aan den zegenenden invloed van dit hemellichaam gelooven, maar van ouder tot ouder hebben velen al bij het planten en zaaien op wassende of afnemende maan gelet. Zweedsch raapzaad zaaien sommigen niet eer de laatste maan van de maand Maart 'af' is. Men beweert dat de rapen dan minder 'stokkig' zijn. Aardappelen poot men - om groote te krijgen - bij wassende maan; bloemkool en ook andere soorten van kool wassen minder bij afnemende dan bij wassende maan. Bij broeiend weer en volle maan bloeit de bloemkool bijzonder snel. Bij afgaande maan zaaien ook velen liever geen tarwe, omdat er dan meer 'brand' in het gewas opgemerkt wordt. Zou het niet de moeite loonen eens degelijk acht te slaan op de beweringen van de ouderwetsche bouwers? - 29 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1992 | | pagina 31