Hoe de herberg 's Lüïlds Welvaren
het koffiehuis 'de KoeienhemeV werd
Een hoekhuis in 1588 werd de herberg de Jonge
Prins in 1691. Deze herberg veranderde in een
herberg annex bakkerij en slagerij met de naam 's
Lands Welvaren, die bestond tussenl691 en 1850.
In 1885 was deze bakkerij vervangen door een kof
fiehuis met de naam het Centrum. Dat koffiehuis
werd in 1984 het onderkomen van een spaarbank.
En in 2012 keerde een oorspronkelijke functie
terug, het hoekhuis werd weer een koffiehuis met
een nieuwe naam, de Koeienhemel.
Voor 1690 komt de herberg 's Lands Welvaren', die ook een
bakkerij en een vleeshal (een slagerij) bevat niet in de acten van
de transportregisters van Schagen voor. Daarna wel en tamelijk
vaak. Maar waar stond die herberg aan de Marktplaats? Aan
de noordkant, aan de oostkant? Een van de twee moet het zijn,
omdat de westkant en de zuidkant niet in aanmerking komen.
Van die zijden van de Markt is precies bekend wat en wie er
stonden en woonden door de eeuwen heen.
Op de kaart is de situatie weergegeven van het begin van de
19e eeuw, zoals de ambtenaar van het kadaster die in 1832 heeft
getekend en zoals Pieter Leek, de poldersecretaris die al in 1822
kende.
Zowel aan de noordkant als aan de oostkant is er een steeg te
zien en voor de precieze 'plaatsbepaling' zijn die stegen van
belang, omdat er regelmatig naar verwezen wordt in de acten.
De steeg aan de oostkant loopt tussen het vierde en het vijfde
pand gerekend vanuit de noordoosthoek van de Markt, tussen
de kadastrale nummers 319 en 320. Op de aquarel van Bok is
het begin van die steeg ook goed te zien.
Kunnen we ervan uitgaan, dat deze situatie overeenkomt met
die van zo'n honderdvijftig jaar eerder? Mogelijk geven de acten
zelf daarvoor aanwijzingen.
Is er een vast punt? Is er een pand waarvan zeker is waar het
staat en stond? Biedt de steeg dat vaste punt?
De herberg 'de (Jonge) Prins'
Indetransportactevan 16 januari 1690 (inventarisnummer
5898, blz 433) lezen we dat door de schepenen Sijmon Jansz
Noort ende Anthoni van den Heuvel wordt vastgelegd dat
Jacob Jacobsz Nagels aan Adriaen Jansz Smolders verkoopt
'een huijs ende erve staende ende gelegen alhier op de Plaets, genaemt
den Engel, heient de Prins ten zuijden, ende de gemeene steege ten
noorden.
Er is maar één steeg die daarvoor in aanmerking komt, namelijk
de steeg aan de oostkant van de Markt, die doorliep tot het
water. Dat water verbond de Laagzij (de Gracht) met de Lange-
sloot achter de huizen aan de oostkant van de Markt langs.
Het zou moeten gaan om het perceel 320 op de kadastrale
kaart.
In hetzelfde jaar, op 28 juli van dat jaar (inventarisnummer
5898, blz 511verkoopt Albert Cornelisz, herbergier alhier
in de Wildeman, aan Dirk Dirksz Baasjen biersteker alhier op
de Biercade 'een huijs ende erve staende ende gelegen tot Scagen op
de Plaets genaemt de jonge Prins, heient Cornelis Hendriksz van der
Meers erven (erfgenamen) ten oosten, de Plaets ten westen, d'Lagesijdt
ten zuijden ende Adriaen Smolders ten noorden.
Wat hier wordt geschreven over de plek waar 'de Jonge Prins'
staat, kan maar één ding betekenen, namelijk dat dat huis op de
hoek van de Markt en de Laagzij stond en dat het eerste huis op
de Laagzij bewoont werd door of eigendom was van Cornelis
Hendriksz van der Meers: Alleen dan kan zijn huis ten oosten
van 'de Jonge Prins' staan. Het tweede dat uit deze acte valt op
te maken is dat 'de Engel' naast 'de (jonge) Prins' stond, zoals al
bleek uit de acte van 16 januari 1690.
En dat betekent dat het perceel, bij het kadaster bekend als A
321nog niet tussen deze beide panden stond in 1690.
Vier herbergen aan de oostkant van de Plaats
Op dezelfde datum als die van de voorgaande acte, 28 juli 1690
(inventarisnummer 5898, blz. 514), verkoopt Albert Cornelisz,
herbergier wonende alhier in de Wildeman, aan Hendrik Ste-
Plattegrond van de Markt, noord- en oostkant,
in 1832. Zes panden aan de noordkant, zeven
panden aan de oostkant (bron: Watwaswaar).