in Schagen
deel 2
In de vorige Kakelepost (26e jrg., nr 3) werd be
schreven hoe in de 16e eeuw het Noorderkwartier
(West-Friesland) een sfeer van angst ontstaat. In
deze sfeer van angst doen de meest wilde geruchten
de ronde. Zo ook het gerucht dat rooms-katholieken
verraad willen plegen. Als gevolg van die geruchten
gaan de autoriteiten op jacht naar de verraders. Al
snel wordt een aantal gearresteerd en in het slot van
Schagen opgesloten. Nadat de vermeende verraders
gemarteld zijn, noemen zij namen van de organisato
ren van dat verraad. Eén van die organisatoren is Jan
Jeroensz uit Hoorn.
De fase die leidt tot de verdachtmaking
van Jan Jeroensz.
Om goed te begrijpen waarin deze fase zich onderscheidt van
de vorige, moet duidelijk gemaakt worden wie Jan Jeroensz is.
Jan Jeroensz wordt in 1545 in Middelie in een rooms-katholiek
gezin geboren. Na de Latijnse school gaat hij rechten in Leuven
studeren. Terug in de Noordelijke Nederlanden wordt hij door
de vroedschap van Edam naar Brussel gestuurd om waterstaat
kundige problemen met de regering te bespreken.
Terug in Hoorn trouwt hij met een vrouw die een poorterse
een erkende stedelinge) is. Door dit huwelijk krijgt Jan
Jeroensz bepaalde rechten en komt hij in kringen te verkeren die
in het onderzoek naar het verraad doorslaggevend zullen zijn.
Wanneer Alva de 10de penning0 invoert, wordt Jan Jeroensz met
zeven anderen voor Hoorn als belastinginner van deze belasting
aangesteld. Hij moet die zelfs met terugwerkende kracht gaan
innen. Alleen betrouwbare en notabele personen worden door
het Alva-bestuur voor deze belangrijke post aangesteld. Maar
vanwege de onuitvoerbaarheid ervan en de te verwachten
spanningen onder de bevolking weigeren de acht aangestelden
hun medewerking. Deze weigering leidt tot een hevig conflict
met burgemeesters en schout Heukesloot. Dat conflict loopt zo
hoog op dat Jan Jeroensz de schout een "lanteern zonder licht"
noemt. Dat de schout over een goed geheugen beschikt, zal Jan
Jeroensz later letterlijk aan den lijve ondervinden.
Maar ook de opstand tegen de regering in Brussel gaat niet
aan Hoorn voorbij en op 18 juni 1572 gaat Hoorn over naar
de opstandelingen en wordt een geuzenvendel2! bij de burgers
ingekwartierd. Door het rauwe optreden van de soldaten van
het vendel ontstaan er spanningen in de stad tussen burgers en
militairen. Maar ook ontstaan er spanningen tussen bestuurders
en gereformeerden die de grote rooms-katholieke kerk voor
hun dienst opeisen. Gezien het geringe aantal gereformeerden
gaan de bestuurders aanvankelijk niet met deze eis akkoord.
Om echter escalatie te voorkomen, er is immers een vendel
soldaten in de stad, wordt aan de wens van de gereformeerden
tegemoet gekomen.
Zoals zo vele rooms-katholieken verlaat ook Jan Jeroensz rond
1573 zijn woonplaats en vertrekt naar Amsterdam, dat op dat
moment nog trouw is aan de regering in BrussePl
Jan Jeroensz keert in 1574 terug naar Hoorn en legt de eed van
trouw aan de stad en Willem van Oranje als stadhouder af
Op dat moment heeft Jan Heukesloot de ommezwaai gemaakt
van een trouw volgeling van het bewind in Brussel naar een
fanatiek aanhanger van de opstand.
En dat zal Jan Jeroensz spoedig aan de weet komen.
Wanneer Piet El en Pieter Nanningsz samen Jan Jeroensz als
hoofdschuldige van het verraad hebben aangewezen, adviseert
Heukesloot Sonoy om Jan Jeroensz, die op dat moment in
Hoorn woont, gevangen te laten nemen. Sonoy neemt dat
advies over en geeft de schout van Hoorn opdracht dat te doen.
Maar zoals al eerder vermeld, heeft Jan Jeroensz als poorter van
Hoorn bepaalde rechten en daar is hij zich zeer wel van bewust.
Zo kan een inwoner van Hoorn alleen in Hoorn voor een recht
bank gedaagd worden die bestaat uit inwoners van die stad.
Een ander recht is dat aan een crimineel strafproces een vooron
derzoek vooraf moet gaan. Het stadsbestuur van Hoorn weigert
dan ook Jan Jeroensz zonder deugdelijk vooronderzoek uit te
leveren.
Sonoi in Schagen
Verraders
Hier vierde Sonoi, door eenen raad, welken men niet
te onregt den naam van den nieuwen Bloedraad on
dersteund, aan zijne schraapzucht en wreedheid den
ruimen teugel, door menschen, louter op vermoeden
van verstandhouding met den vijand, onmenschelijk
te folteren. Nog heden wijst men in de onderste
kamer van de westelijkste vierkant des kasteels de
foltertuigen aan, onder anderen, een kleinen oven
in den muurp), tegen welken men die ongelukkigen
met de voeten (hield).
Die oven was, in 1826, toen dit slot gesloopt
werd, nog aanwezig.
C. Bok; De Witte Paal of Jenne, Amsterdam 1828, p. 126.
4