Texel vonden we enkele zakelijke transacties tussen opdrachtge vers van Bok en Texelaars. Zo machtigde Feije Zwart, kashou dervan zilver en goud in Den Burg, op 5 maart 1802Jochem Blaauwboer, om op te eisen en te vorderen van Gerrit Boonac- ker, zilversmid te Schagen, 50 looden oude zilveren oorijzers en 2 nieuwe zilveren oorijzers. Deze waren begin november 1801 door Zwart vanuit Den Burg verzonden aan Boonacker. Boon- acker zou daarvan nieuwe oorijzers maken. Het ene nieuwe oorijzer zou dienen als voorbeeld, het andere om een kleine reparatie aan te verrichten.29 Een aantal opdrachtgevers van Bok was (voormalig) comman deur ter walvisvaart. Een van hen, een belangrijke opdrachtge ver van Cornelis Bok, was Jochem Gerritsz Blaauboer uit St. Maartensbrug in de Zijpe. Van 1772-1786 was hij een succesvol walvisvaarder. Hij belegde zijn verdiensten in eerste instantie in land, huizen en boerderijen. Vanaf 1787 begafhij zich in de graanbouw en de graanhandel.30 In een tijd van stijgende graan prijzen was dat een lucratieve onderneming! Met de winsten kocht hij boerderijen en grond, soms samen (in compagnie) met Willem 't Hart, voormalige walvisvaarder uit de Zijpe. Ook liet hij een graanpakhuis bouwen, kocht binnenvaartschepen en leverde graan aan bakkers, onder andere in Alkmaar, Medem- blik, Egmond aan Zee, Den Helder, Schagen, Valkkoog, de Wieringerwaard en op Texel. Daarnaast verstrekte hij hypothe ken aan bakkers en kocht, als die bakkers de rente niet konden betalen, hun bakkerijen op. Na zijn overlijden in 1815 zette zijn weduwe Neeltje Mooij de zaken voort. Kasboeken zijn helaas niet bewaard gebleven, maar wel een boedelinventaris na het overlijden van Neeltje in 1823. Daaruit bleek dat twee Texelaars geld schuldig waren aan de boedel. Beiden stonden op de lijst van dubieuze debiteuren, waarbij het hoogst onzeker was of ze de familie Blaauboer ooit zouden betalen.31 Onbekend is wanneer die schulden zijn ontstaan. De ene schuldenaar was Pieter Cornelis Kooger, vrijgezelle zoon (1791-1829) van de Oudeschilder bakker Cornelis Jacobsz Zo'n zeekist werd over het algemeen alleen in de boedels van kaagschippers aangetroffen als zijof hun vadereen verleden op de grote vaart hadden. Kooger (1749-1836). Hij stond voor 100,- in het krijt. De andere dubieuze debiteur, met een schuld van 150,-, was Klaas Hans. Klaas Pietersz Hans was kaagschipper en woonde in De Waal. Hij was getrouwd met Marretje Pieters Bakker. Haar oudere zuster Elisabeth Pieters Bakker was getrouwd met Jan Pietersz List, boer en broodbakker in de Weverstraat in Den Burg. Deze Jan Pietersz List was een broer van onze Cornelisje Pieters List, de echtgenote van Gerrit Jacobsz Kooijman.32 We vermoeden dat "onze" Gerrit Kooijman op de grote vaart gevaren heeft; misschien alleen in zijn jonge jaren. Dat ver moeden berust op de vermelding van een gladhouten kist met koperen plaat in de boedelinventaris die opgemaakt werd na het overlijden van Cornelisje Pieters List.33 Zo'n zeekist werd over het algemeen alleen in de boedels van kaagschippers aangetrof fen als zij, of hun vader, een verleden op de grote vaart hadden. Mogelijk voer hij eerst als jongmaatje bij zijn oom van moeders kant Willem Dalmeijer, van 1777-1780 commandeur op Straat Davis.34 Het is dus niet onmogelijk dat toen de contacten met de commandeurs en latere grondbezitters in de Zijpe zoals Jochem Blaauboer en Willem 't Hart gelegd werden. Het is ook mogelijk dat eventuele contacten uit later tijd dateren, toen Blaauboer graanhandelaar was en eigenaar van damschuiten die onder andere schapen transporteerden naar de Alkmaarse markt. In die tijd was Gerrit Kooiman kaagschipper, eigenaar en schipper van een klein vrachtvaartuig. En misschien werd het contact wel gelegd via de broer van Cornelisje: Jan Pietersz List, broodbakker in de Weverstraat in Den Burg, waar nu gerstenat geschonken wordt in De Twaalf Bakken. Afbeelding van het dorp Egmond aan Zee (coll. RAA). Onder: detail. 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2011 | | pagina 11