De bullestiek J.N.deWit Bulloper met stier op een schilderij, toegeschreven aan Cornelis Bok. I :;i Al sinds de prehistorie hebben de men sen koeien gehouden. Talloze bewijzen daarvan zijn door archeologen gevonden. Duizenden jaren oude pootafdrukken tot complete skeletten van koeien zijn in de bodem bewaard gebleven. Hoe de samenstelling van de veestapel er uit heeft gezien en uit hoeveel dieren die bestond is minder bekend. Er zijn ook oude boerderijplattegronden aangetrof fen, waaruit is op te maken, dat het vee toen ooks winters al op stal stond. Om te weten, hoeveel koeien de boeren wer kelijk hielden kunnen we in Schagen pas vinden in vroeg zeventiende eeuwse registers. Hierin werden precieze aantal len bijgehouden omdat er op iedere koe en vaars belasting geheven werd. Uit deze belastingtabellen kan men tevens opma ken, dat de Schager samenleving toen voor een groot deel uit boeren bestond. Wie zelf geen vee bezat werkte wel voor de boeren. Rond 1610 waren de boeren bedrijven nog zeer kleinschalig. Veel mensen hielden een of twee koetjes voor eigen gebruik. De meeste melkveehou ders bezaten niet meer dan vijf tot tien stuks hoornvee. Veel meer stalruimte dan voor een achttal koeien was er in de toen nog overwegend voorkomende langhuis- stolpen niet beschikbaar. De dieren wer den gehouden voor de melk waarvan hoofdzakelijk kaas werd gemaakt die kon worden afgezet op de markt. Om koeien te kunnen melken, maar uiteraard ook om de veestapel in stand te houden, heeft men vanzelfsprekend een stier nodig. Echter noch in de belastingtabellen en noch in de boeren boedelbeschrijvingen uit die tijd komt men een stier tegen. Conclusie, de boeren bezaten dus geen stieren! En dat was ook zo. Zij maakten gebruik van de stieren van de "bulles tiek". Dat was een soort coöperatie, die stieren hield en daarmee langs de boeren ging en deze tegen een bepaalde vergoe ding ter beschikking stelde aan een boer met een tochtige koe. Om een jonge koe of vaars tot melkgift aan te zetten, moet er eerst een kalfje geboren worden. Pas na het eerste kalfje geeft de koe melk. Eerst een drietal maanden volop, om daarna geleidelijk weer wat af te nemen. Tenslotte krijgt de koe een rustperiode en wordt acht tot tien weken niet meer gemolken. Dan staat de koe droog, zoals dat heet. Vervolgens kan de cyclus weer opnieuw beginnen, maar weer met behulp van de stier. In nagenoeg ieder West-Fries dorp konden de boeren een beroep doen op de bullestiek, die daarvoor een of meerdere stieren ter beschikking had. De instelling stond onder toezicht van stierenmeesters of bullenvoogden, die waren aangesteld door de schout en schepenen van het dorp. De bullestiek beschikte over het algemeen over goede stieren die alleen door de voogden mochten worden aan gekocht. De stieren werden dagelijks op 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2007 | | pagina 14