Ick schaem mij 'tambacht niet, ick macjh mijn' naem we 1 hooren: Al uwer de boose zijn, zijn urome li'en uan noo. Wat dunckt u, gaet het niet recht en uoorsichtich soo; Ick haelse daerse zijn en brenghse daerse hooren. zijn. En kinderen bleven niet uit in de jaren daarna. Adriaan werd als eerste geboren, daarna volgde Jacob en vervolgens Trijntje en Marijtje in de jaren tussen 1650 en 1660. Geen van deze vier kinderen vond ik in het gereformeerde doopboek van Schagen. Dat kan betekenen dat Langeveld doopsgezind was, of van een andere godsdienst, b. v. Luthers ofArminiaans. Rooms-katholiek zal hij niet zijn geweest, gezien het feit dat het om een overheidsfunctie ging. Jacob Jansz Langeveld zal dus een jaar of 45 zijn geweest toen hij zijn vader in 1702 opvolgde. Brecht Jansdr, de vrouw van Jan Jansz Langeveld, moet zijn overleden in het begin van de zestiger jaren van de 17e eeuw. Hij is hertrouwd met Anna Cornelisdr. Bij haar kreeg hij nog een drietal kinderen, Jan, Anna en Magdeleentje. Jan en Anna staan wel in het doopboek, Magdaleentje weer niet. In de loop van 1656 werd Jan Jansz Langeveld dienaar van justitie en gerechtsbode in Schagen. Die benoeming geschiedde door beide bestuurslichamen die Schagen toen telde. Hij volgde ene Harck Jansz. op. In de volksmond heetten zij diefleider. Constantijn Huygens maakte een kwatrijn op de diefleider: Diefleider De baljuw, hoofd van politie en openbaar aanklager (nu het openbaar ministerie) werd benoemd door de heer van Schagen. De baljuw benoemde uit naam van zijn heer een gerechtsbode, zijn hulp. Maar ook deze dienaar van justitie legde de eed van trouw afin handen van de heer van Schagen. De gerechtsbode arresteerde de mensen, bracht ze op, zorgde ervoor dat ze op tijd voor de rechtbank verschenen, voerde ze naar hun openbare terechtstelling enz. Hij was de wetshandhaver op straat. Dezelfde gerechtsbode werd daarna ook benoemd of geaccepteerd door Burgemeesteren en Schepenen. Hij was namelijk ook bode van het stadhuis. Hij hield het stadhuis schoon, bracht de almanak rond (waarvoor hij een bedrag ving)hing plakkaten op, maar telde ook de binnenkomende turfschepen en hield een oogje op de markt. Velen beriepen zich op het feit dat iets gezien of verordonneerd was door de gerechtsbode. Hij trad vaak op als getuige. Hij was kortom iemand die gezag moest hebben. Tegelijkertijd zal hij niet echt geliefd zijn geweest. Misschien was dat ook een reden waarom de gerechtsbode niet zelden 'van buiten' werd aangetrokken. Daarnaast was het echter niet ongebruikelijk dat een zoon diens vader als gerechtsbode opvolgde, als deze er blijk van had gegeven geschikt te zijn. Hij kende het beroep immers van huis uit. De toenmalige maatschappij was nogal strak opgebouwd en veranderde maar heel langzaam. Alleen schokkende gebeurtenissen brachten snelle verandering te weeg. Een epidemie, oorlog, hongersnood, een overstroming, dat waren de gebeurtenissen die de sterke stoot konden geven tot wijzigingen in de positie van de mensen. Uiteraard naast de individuele kwaliteiten van mensen, hun vindingrijkheid, hun uitzonderlijkheid, hun opvallende vakbekwaamheid, hun opvallende vermogen tot leren, hun (door angst en/ of geloof ingegeven) schraapzucht. Maar de teneur was en werd bepaald door - net 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2007 | | pagina 13