Een ongenode slaper
toestemming om in Petten hun waren uit
teventen.
Toen echter om een uur of elf bleek dat zij
in Petten niet meer gezien waren kreeg de
burgemeester argwaan. Van
verschillende inwoners kreeg hij te horen
dat het paar hals over kop was vertrokken
zonder ook maar iets te verkopen. Deze
handelwijze kwam hem zeer verdacht
voor. Wie komt er nu speciaal uit
Oudkarspel naar Petten gelopen zonder
daar ook maar iets te verdienen? Zij
moesten ongetwijfeld andere
bedoelingen gehad hebben, temeer
omdat getuigen hadden gezien dat de
vrouw zeer ontsteld was geweest toen de
man verhoord werd. Ook het voornemen
om in Schagen te gaan overnachten in de
beruchte slaapstee van een vrouw "wier
man zich met de valse negotie geneerde",
hetgeen wel bekend was in Oudkarspel
en Petten, was verdacht.
Burgemeester Langedijk vond dat er
voldoende redenen waren om de
burgemeester van Schagen te
waarschuwen. Hij schreef dan ook
onmiddellijk een brief waarin hij al zijn
bevindingen en vermoedens verwoordde.
Dit schrijven, dat nog dezelfde dag
(1.10.1829) aankwam, eindigt op de
volgende wijze: "Ik voor mij houd gemelde
personen suspekt aan (verdacht van)
laaghartige daden om reden van haar spoedig
vertrek en daarom (had ik gewild dat ik) deze
beijden maar had overgeleverd aan dejustitie.
Mijn doel is bij deze onder uw bijzonder
opmerking te brengen om daardoor, zo iets
ontdekt mogt morden, dezelve nog in hande
geraken der justitie In hope nog deze met
tengoeden te komen".
Vermoedelijk heeftin Schagen niets
onoirbaars plaatsgevonden, althans er is
geen aantekening gevonden in het
archiefvan de burgemeester die daarop
wijst. Van Izaak David IJzon is in Schagen
verder geen spoor gevonden; Cornelia
Voorzanger logeerde op 9 maart 1831 in
logement "De reizende man". In het
register staat dat zij een koopvrouw was
van 29 jaar, afkomstig uit Amsterdam en
onderwegwas van Harenkarspel naar
Den Helder. Petten heeft ze, vermoedelijk
door de slechte ervaring een paar jaar
eerder, maar links laten liggen.
Op 15 oktober 1829 werd burgemeester
Arie Denijs, in zijn functie van schout,
gevraagd om met spoed naar de
Herenstraat te komen. Hij trof daar voor
de woning van Maartje Adel, weduwe van
Klaas Meurs, een aantal bezorgde
buurtgenoten aan. Zij vertelden dat
Maartje Adel, zoals vaker gebeurde,
dronken haar huis was ingegaan. Korte
tijd later hadden zij een vreemdeling
naar binnen zien sluipen die de voordeur
had afgesloten en het licht had
uitgedaan. Ondanks herhaaldelijk
kloppen op de ramen en de deur bleef het
stil in de woning. Men wist niet zeker of
Maartje Adel zich vrijwillig of gedwongen
stil hield, ofwel wat zeer dikwijls
gebeurde door de drank buiten kennis
was geraakt.
Het leek de burgemeester niet wenselijk
dat een vreemdeling die nacht bij de
dronken vrouw in huis bleef en klopte op
zijn beurt op de deur en de ramen en riep
dat zij hem binnen moesten laten. Omdat
niet werd opengedaan posteerde Denijs
een gerechtsdienaar (politieagent) voor
de woning en haalde de moeder van
Maartje Adel erbij. Deze had meer succes
en er werd licht gemaakt en het raam van
de woonkamer ging open.
De insluiper bleek Johan Christiaan
Boom te zijn, niet onbekend bij de
politie. Hij noemde zich taalkunstenaar
en verdiende de kost door zijn liederen
begeleid met draaiorgelmuziek ten
gehore te brengen. Hij was die middag
gewaarschuwd omdat hij zonder
vergunning muziek maakte.