te drogen gelegd. De gedroogde plakken klei werden in de oven tot harde pannen gebakken. In sommige gevallen werden de pannen voorzien van een loodglazuur waardoor de afwatering werd bevorderd, voornamelijk ten behoeve van de regen put. Of in Schagen de pannen werden geglazuurd is niet bekend. Gezinsarbeid De arbeiders werkzaam bij de Schager steenfabriek woonden op het terrein - aan het begin van de dijk tegenover boerderij hetZeegebuurte - in huisjes die tegen de dijk waren gebouwd. De huisjes, met een erfje, stonden elk op een stukje grond van 24 m2. Het waren niet meer dan plaggenhutten die voor de grondbe lasting aangeslagen werden in de tiende klasse met een huurwaarde van drie gul den. Alle gezinsleden zullen hun steentje bij hebben gedragen aan het zware werk. Ze werden betaald "naarmate er afgewerkt is"Er was dus lang niet het hele jaar werk, zeker niet in de wintermaanden. Het loon zal niet meer geweest zijn dan de 7,— per week die Lankelma aan zijn personeel betaalde in de Purmerender tegelbakkerij. Een jonkheer als steenbakker Het zal voor Lankelma niet eenvoudig zijn geweest om zijn beide bedrijven die op een, voor die tijd, toch flinke afstand van elkaar waren gelegen goed te kun nen runnen. De dagelijkse leiding zal in handen geweest zijn van de jonge Friese steenbakker Risselada. In 1873 kwam jonkheer Albert Cornelis van Haeften naar Schagen. Op 5 mei van dat jaar ves tigde hij zich hier en trok in bij jonkheer Philip Adriaan Maria van Bevervoorden de toenmalige gemeentesecretaris. Deze woonde in het huis Laan (B87). Dit en het naastgelegen pand - waarin ooit het post kantoor was gevestigd - is afgebroken om plaats te maken voor de drukkerij van Trapman. Na anderhalfjaar opleiding nam Van Haeften de leiding van de steenbakkerij over van Barend Risselada die terugkeer de naar zijn geboorteplaats. De jonkheer was nu steenbakker! Jonk heer Albert was 4 december 1838 in Amsterdam geboren als zoon van Daniël van Haeften (ie luitenant infanterie) en Antonia Boon. Albert woonde sinds 1871 in bij zijn zwager Abraham Willem van Kluijve. Deze hervormde predikant was getrouwd met Alberts zuster, jonkvrouw Perina Cornelia Aletta. Albert volgde zijn zwager van af zijn eerste beroeping in Wijk aan Zee (1871-1874) tot zijn vol gende standplaats Schermerhom(i874- 1877). Hoe de jonkheer aan de kost kwam is onduidelijk. In Wijk aan Zee en in Scher- merhorn had hij bij de inschrijving in het bevolkingsregister opgegeven dat hij zonder beroep was. Toen dominee Van Kluijve in St. Maar ten beroepen was en in Valkkoog ging wonen trok Albert van Haeften weer bij hem in. Hij was kennelijk erg gehecht aan het gezin van zijn zuster, zo gehecht dat hij in oktoberi88o trouwt met Anna Maria van Kluijve een jongere zus van zijn zwager. Zij was een jaar eerder uit haar geboor teplaats Doetinchem naar St. Maarten gekomen. Getuige bij het huwelijk was Luitje Visser die later in dit verhaal nog zal worden genoemd. Na het huwelijk vertrokken Albert en zijn echtgenote naarDeurne. Later was hij, via welke omzwervingen is niet bekend, werkzaam als inspecteur van de Eerste Ned. Verzekerings Mij. in Leiden waar hij op 22 februari 1914 overleed. Abraham van Kluijve leidde het onrustige bestaan van een dominee; nergens raakte hij echt ingeburgerd. In 1881 vertok hij naar Berkhout dat hij twee jaar later weer verliet om in de Noord-Zijpe (Schager- brug) te gaan werken. In 1885 ging hij naar Medemblik en het jaar daarop naar Schagen. Negen jaar bleef hij in Schagen werkzaam tot hij naar Ossendrecht werd beroepen. In 1908 ging hij naar Nieuw Vossemeer en bleef daar tot zijn emiritaat in 1913. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Alkmaar waar hij op 29 april 1918 overleed.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2004 | | pagina 9