Een zuinige eigenaar Nieuwe eigenaars woonhuis en erf, staande en gelegen aan het einde van de Loet, belend (=grenzend aan) de Menewegh3 zuid en Pieter Cornelis Bregman noord, oost en west". De koper is Bartholomeus Olpherts, timmerman te Schagen, die voor 100 Carolus guldens eigenaar wordt. In 1716 is de molen eigendom van Jacob Adriaansz. Brouwer, een houtkoper die hem vermoedelijk in 1701 of 1702 gekocht heeft. Deze laat het werk op de molen over aan zijn meesterknecht Cornelis Willemsz. Vet(h) van beroep houtzager. Voor zijn werk op de molen ontvangt Cornelis aanvankelijk een gulden per dag. Het ging kennelijk niet goed met de houthandel want op een dag moet Cornelis kiezen; vertrekken of genoegen nemen met 12 stuivers per dag of drie gulden en 12 stuivers vast weekloon. Er werd dus zes dagen in de week gewerkt! Hij voelde niets voor deze enorme verlaging van het loon en overwoog maar ontslag te nemen en te vertrekken. Zijn baas weet hem echter over te halen om te blijven omdat zoals hij zei er voor een houtzager 'niets was te verdienen met timmeren of de bijl'. Cornelis Vet is toen maar gebleven. Na verloop van tijd komt zijn werkgever met het voorstel om hem niet per week maar per gewerkte dag te betalen. Hij zou dan elke dag dat er gewerkt werd 12 stuivers krijgen, heilige dagen en andere feestdagen zouden niet betaald worden. Cornelis is het er niet mee eens en spreekt de vrouw van Brouwer aan. Zij die 'oock seer gierigh en niet beter als Brouwer wasgeeft hem echter nul op het rekest. Wel belooft zij 'het int vervolg wel goet te sullen maken en dat hij de molen wel sou erven'. Cornelis heeft niet veel vertrouwen in die toezegging maar blijft toch. In de namiddag van 14 februari 1716 laat Jacob Brouwer notaris Johannes van der Meer bij hem thuis aan de Hoep ontbieden om zijn testament te maken4. Jacob ligt dan ziek in bed en zijn vrouw voelt zich ook niet helemaal lekker. Beiden zijn echter nog bij hun volle verstand. Jacob legateert aan Cornelis Willemsz. Vet, zijn knecht, wonende te Schagen de zaagmolen en werf zo die staat buiten de Loet op het westzijde van Schagen met de zeilen en zagen, mits hij alle aan het bezit verbonden lasten op zich neemt. Niet lang daarna overlijdt Jacob Brouwer. Hij heeft dus zijn woord gehouden en de molen is voor Cornelis Willemsz. Vet. Deze is hiermee echter niet tevreden en meent aanspraak te kunnen maken op achterstallig loon. Om zijn eisen kracht bij te zetten vraagt hij zijn goede kennis meester timmerman Pieter Jansz. Koetenburg om een verklaring onder ede af te leggen bij notaris Johannes van der Meer aan de Bierkay5. Deze is daartoe bereid en in augustus 1716 wordt de geschiedenis op schrift gesteld. Een jaar later wordt bij bovengenoemde notaris een acte opgesteld waarin Cornelis Veth van de erfgenamen van Jacob Adriaensz. Brouwer t.w. Roelof Claesz. Hoogeboom en Pieter Jansz. Boertjes vraagt om achterstallig loon 'wegens 16 jaar en enige maanden tekort gedaan te zijn als meesterknecht op de zaagmolen'!' Om alle verdere kosten en moeilijkheden en 'verwijdering van een oude vriendschap' zijn de heren het eens met de eis en bieden Cornelis Veth 315 gulden aan. Op 12 juni 1719 bekent Veth het bedrag ontvangen te hebben uit handen van Roelof Claesz. Hoogeboom en verklaart hiermede tevreden te zijn en af te zien van verdere acties. Cornelis Veth blijft nog enkele jaren werkzaam op de molen. Op 27 maart 1723 verkoopt hij de zaagmolen met alle toebehoren en het huisje met de grond aan Jan Cornelisz. Houtkooper meester timmerman op de Loet7. Deze doet later de molen over aan het duo Arie van Scagen uit Alkmaar en Pieter 10 De Kakelepost, juni 1999

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1999 | | pagina 12