van liet collateraal'. Op een later tijdstip zou Van Stipriaan hem dan meedelen hoeveel er nog bij moest. Getuige de kwitantie had Keuris de f 100,- betaald. Keuris was daarna diverse keren bij Van Stipriaan langs geweest, maar telkens tevergeefs. De laatste keer, op 13 juni 1786, was Jan Rootjes met hem mee gegaan. Van Stipriaan had hem voorgesteld opnieuw aangifte te doen, met de belofte dat hij dan alles in orde zou maken. Keuris had dit geweigerd: hij had immers al aangifte gedaan! Van Stipriaan had hen vervolgens een onderhandse verklaring willen laten afleggen, dat hij, Keuris, weliswaar op tijd aangifte had gedaan, maar dat Van Stipriaan als secretaris door onverhoopte bezigheden vergeten was de bijbehorende akte te schrijven en de taxatie van de goederen nog niet had uitgevoerd. Keuris was bang geweest dat deze verklaring in zijn nadeel zou kunnen werken en had de brief geweigerd. De brief was hem intussen toegezonden door ene Simon Kok. die erbij had geschreven dat het stuk wel eens belangrijk zou kunnen zijn. Tot op de dag van deze aangifte had Van Stipriaan de nalatenschap van Pieter Cornelisz. Bakker nog niet afgehandeld, ondanks het feit dat er op voorhand f 100,- was betaald. Jan Pietersz. Rootjes verklaarde daarop dat hij in december 1781 tot mede-voogd was aangesteld over persoon en goederen van Klaas Klaasz. Liefhebber, woonachtig in Schagen. en Trijntje Heeneweer. Toen de grootvader van genoemde Klaas Liefhebber was komen te overlijden, moesten diens boedel en nalatenschap onder zijn erfgenamen verdeeld worden. Daarom richtte men zich tot Jan van Stipriaan in zijn kwaliteit van notaris ter stede van Schagen om te komen tot een lijst en inventaris van de goederen van de overledene. Ondanks herhaaldelijk aandringen van hem en zijn mede-voogden en ondanks dat zij daarvoor al een geldbedrag hadden voldaan had Van Stipriaan nog steeds geen inventaris en impostdeclaratie op het collateraal opgesteld. Tenslotte Uit het feit dat de commies fiscaal van der Stralen een paar weken na het opmaken van de laatstgenoemde akte een onderzoek ten Van Stipriaan zou beginnen wegens fraude, kunnen we opmaken dat er het een en ander mis was met het functioneren van Jan van Stipriaan als respectievelijk penningmeester, secretaris en notaris. Deze vergaande vermenging van openbare functies gaf daartoe dan ook wel alle gelegenheid, te meer daar de controle zeer gebrekkig was. Alle drie situaties lopen al ruim 5 jaar. We kunnen dus niet veronderstellen dat de werkzaamheden Van Stipriaan in 1786 boven het hoofd waren gegroeid. In een vierde, laatste, artikel zullen we tenslotte de ondergang van Jan van Stipriaan, baljuw en schout van Schagen, reconstrueren en proberen na te gaan hoe het zijn familie verder is vergaan. Bronnen: Heerlijkheidsarchief - RANH Haarlem, inv. 133. nr. 268 Notarieel archief- RANH Haarlem, inv. 185. nr. 4623 Historische Vereniging Schagen e.o 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1998 | | pagina 21