O /tf '/AV/ 18 van Van Stipriaan als penningmeester te bekrachtigen. Tot stomme verbazing van de andere schepenen stelde schepen Wijbrand Dekker nu keihard niets van deze benoeming af te weten. Voor de twee andere schepenen Pieter Wittebos en Albert Popta was deze houding van hun collega-schepen onacceptabel. Hun verklaring in de opgestelde acte liegt er dan ook niet om. 'En dewijle sulxs zaken zijn die den cours zijn neemende naar mijn eedigheid, en niet anders kunne strecken als om verwarring in de vergaadering van Burghor n te brengen en egt er alle resolutien volgens eed en pligt door vergaaderingen genoomen. eeylig beloven te werdengestand gedaan en naangekomen, betuijgen wij, ondergeleekende, dat wij den selven Wijbrand Decker onwaardig agten om voortaan in de vergaaderingen van Burghorn te zitten, en dus /**- wanneer denselven Wijbrand Decker omme voorsz. valsiteit niet werd gedeporteerd, wij ondergeteekende als dan tot behouding van onse eer en goede naam gehouden zullen zijn om onse demissie aan den Hoog Edele Heer van burghorn te verzoeken. Het was dus; hij eruit of zij eruit! Wat de beweegredenen van Wijbrand Decker waren om niet alleen op een gemaakte afspraak terug te komen, maar deze zelfs glashard te ontkennen blijft onbekend. Uit het verhaal blijkt echter wel dat de rol van schout Jan van Stipriaan toen al omstreden was. Er zijn hem in het verleden allerlei verwijten gemaakt met betrekking tot het beheer van gemeenschapsgelden en deze keer tracht hij zich in te dekken door de schepenen bij zijn beheer te betrekken. Voor Pieter Wittebos en Albert Popta was de houding van hun collega schepen onacceptabel. Fraude?of iets anders? Op 3 augustus 1786 meldden zich bij Hendrik Hoflaan, 'noraris publicq bij den Hove van Holland geadmitteerd binnen SchagenJan Pietersz. Keuris, broodbakker en wonende op de Kreyl onder Barsingerhorn, en Jan Pietersz. Rootjes, eveneeens wonend op de Kreyl. Zij lieten op verzoek van en ten dienste van Mr. Cornelis van der Stralen, commies fiscaal van de gemenelandsmiddelen in het Noorderkwartier, alsnog een officiële akte opmaken van gebeurtenissen die vier jaar daarvoor, in juni 1782, en daarna plaats hadden gevonden. Nog in diezelfde maand augustus 1786 zou Van der Stralen een onderzoek gelasten naar het functioneren van Jan van Stipriaan als penningmeester van Burghorn op verdenking van fraude. Volgens de in het notarieel archief bewaard gebleven akte was er het volgende gebeurd: in juni 1782 had Keuris bij Van Stipriaan, die ook secretaris van Barsingerhorn was aangifte gedaan, 'in het middel van het collateraal'wegens de nalatenschap van wijlen Pieter Cornelisz. Bakker die bij hem in de buurt, op de Kreyl, had gewoond. Hij had hem bij die gelegenheid Bakkers testament en een lijst van onder deze belasting vallende goederen ter hand gesteld. Ook na herhaaldelijk aandringen van de kant van Keuris wikkelde Van Stipriaan de zaak niet af, maar stelde op 16 oktober 1783 aan Keuris voor dat deze hem op voorhand al vast f 100,- zou betalen 'op rekening van de coste De acte werd ondertekend door. Jan Pietersz. Keuris Jan Rootjes Pieter Roggeveen Willem Roggeveen Onder het 'collateraal' moet liet erfrecht worden verstaan. De Kakelepost, december 1998

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1998 | | pagina 20