lil een ademtocht gezegd, maar er was heel wat vakkennis en ervaring voor nodig om het gevaarlijke oplopen en, als het werk gedaan was, weer strijken tot een goed einde te brengen. Het toezicht op en de leiding van de mensen die onder de stelling werkten was in handen van de heibaas. Als er geheid moest worden en er was goed vaarwater in de buurt dan werden de te heien palen van de opslagplaats van een handelaar naar de bouwput gevaren in vlotten van twintig stuks. De zware palen moesten met mankracht op de wal worden gehaald en met behulp van een paard naar de stelling getrokken worden. De eerste paal die in de grond geslagen moest worden was altijd een feestelijke paal. Deze werd met groen versierd en soms door de heiers rond de bouwput gedragen. Als de eerste paal geslagen was werd er gestopt en was er even tijd voor een borreltje of een sigaar. Soms was er voor de heiers een fooitje volgens aloud gebruik. Meeestal werd dan nog een proefpaal geslagen om vast te stellen waar de "harde laag" zich bevond. De heiers moesten dan 30 keer achtereen het blok op de paal laten vallen van een valhoogte van twee meter. Twee meter was voor de mannen de maximale trekhoogte en het getal 30 deed denken aan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 1996 | | pagina 6