16
ft
welk huwelijk een zoon, Jan Frederik of
Frederik Jan Tonckens, hoedenmaker en
schermmeester aan de Nes in Amsterdam. Bij de
ondertrouw werd Jan Tonckens geassisteerd met
zijn halfbroer Gerrit Modder.
2. Anna ged. 04—07—1734, begr. Amsterdam, St
Anthoniekerkhof17—09—1792 ondertrouw,
Amsterdam 28—08—1761 met Christoffel Breyl van
Waldcappel
3. Frederik ged. 08-01-1736. Op 12 oktober 1769
werd te Batavia begraven vanuit zijn sterfhuis
aan de Spinhuisgracht: Frederik Haverkorn,
bootsman bij het touwpakhuis van de V.0.C. Op 5
aug. 1768 adopteerde hij aldaar Lena, oud ruim
3 jaar.
4. Sophia, ged. 18—05—1738, begr. Beverwijk
17-11-1749.
5. Wilhelmina geb. ca. 1738, overleden in het
"Betjeshuis" te Amsterdam, dec. 1805, begr.
04—01—1806, ondertr. Amsterdam, 21—04—1775 met
Jan van Rijswijk van Arnhem.
Uit dit huwelijk: Maria Elisabeth van Rijswijk,
nog in leven in 1826 huwde in Arnhem 11 aug.
1808 Hermanus van Rijsewijk, ged. Arnhem
14-10—1781, koopman te Arnhem, zoon van Frans
van Rijsewijk en Gozewina Beatrix van Bleeck.
Uit dit huwelijk: Willem Hendrik Haverkorn van
Rijsewijk, geb. Arnhem 12-01—1811, predikant
ten Noorwijkerhout.
6. Frans ged. 20—07—1743.
Huwt He Amsterdam, 02-05-1751 met Grietje
Reymering van Hoxbergen (Haaksbergen) 27 jaar
oud wonende op de Heerengracht te Amsterdam,
Dochter van Harmannus Reymering en Anna van
Lochem. Overl. Amsterdam, 02—03-1789 en in de
Zuiderkerk begraven.
Kind geb. Amsterdam:
7. Willem Willemz Haverkorn. zie II. 1
Willem Haverkorn, wonende onder Heemstede,
geeft in 1751 te kennen dat hij van zijn
overleden huisvrouw Elisabeth de Lange, vijf
kinderen heeft, te weten:
Catharina Maria (18 jaar oud), Anna (15 jaar),
Frederik (14 jaar), Willemijntje (11 jaar) en
Frans (8 jaar). Over deze kinderen had hij nog
geen voogden aangesteld. Hij benoemt alsnog
Frederik Haberkorn, wonende op Assumburg (onder
Heemskerk) en Hendrik van der Burg, wonende in
de Heerlijkheid Aalbersberg (BIoemendaal
De stand van zaken van de boedel is dermate
slecht, dat hij zijn kinderen als moeders
erfdeel niet meer kan bewijzen dan F. 3,— elk,
welk bedrag dan nog zijn leven lang onder hem