Professor doctor J.M.van Bemmelen:
wie was dat eigenlijk?
De voormalige proefboerderij aan de Medemblikkerweg 27 draagt de naam
Prof. Dr. J.M. van Bemmelenhoeve, waardoor Jacob Maarten van Bemmelen, geboren in
1830, nog steeds voortleeft. Maar wie weet nog wie hij was?lng. David Schipper,
bedrijfsleider van de proefboerderij van 1967 tot 1991, geeft uitleg.
Jacob van Bemmelen was afkomstig uit
Almelo. Hij volgde een scheikundige oplei
ding in Leiden en werd op 22-jarige leeftijd
aangesteld bij het Scheikundig Laboratori
um van de Universiteit van Groningen. Twee
jaar later nam hij de baan van leraar schei
en natuurkunde aan op de Landbouwschool
in Groningen. Na wat omzwervingen kwam
hij in 1874 terecht als hoogleraar in de an
organische scheikunde in Leiden. Daar bleef
hij tot zijn 71-ste levensjaar. De eigenschap
pen van de Nederlandse bodem bleven hem
constant boeien.
Hij werd een fervent aanhanger van de
theorie van de Engelse hoogleraar in de eco
nomie Thomas Robert Malthus (1766-1834).
Deze betoogde dat de toename van de pro
ductie, waaronder voedsel, de toename
van de bevolking niet zou bijhouden. We
stonden volgens hem voor een periode van
armoede en honger. Dat bracht prof. Van
Bemmelen ertoe om na te denken over ge
bieden, die binnen onze grenzen mogelijk
ingepolderd zouden kunnen worden. Maar
waren die gronden vruchtbaar? Hij ging zover
dat hij zijn vakanties vanaf 1874 besteedde
aan het in kaart brengen van de bodem van
het toenmalige Wieringer Meer. Dit deed hij
op eigen kosten. Hij liet zich eerst onderrich
ten in het tussen duim en wijsvinger bepalen
van het slibgehalte van de grond. Dit is ook
de tijd dat sommige boeren bij de aankoop
van land de grond proefden. Hierna huurde
hij op Wieringen een vissersboot met be
manning en ging aan het werk. Hij verdeelde
het gebied in percelen van ca. 20 ha. Plaats
bepaling deed hij d.m.v. driehoeksmeting
(kruispeilingen), waarbij hij de kerktorens
van Oosterland, Kolhorn en de Bonifatius-
kerk van Medemblik gebruikte. Hij boorde
in de bodem van het Wieringer Meer op elke
plek op drie niveaus, te weten: tussen 0 en
20 cm, tussen 20 en 50 cm en van 50 cm tot
1 m diep. Ook bepaalde hij tegelijkertijd de
diepte van het Wieringer Meer, voor zover
dat nog niet bekend was.
Van de gegevens maakte hij grondkaarten.
Deze heeft hij in 1880 aangeboden aan de
toenmalige Staten-Generaal. Dit met de
nodige aanbevelingen. Door de crisis in de
landbouw, die er toen heerste, besteedde
de politiek indertijd weinig aandacht aan
het rapport. Toen de politiek er rijp voor was
leefde de professor niet meer en was hij
misschien al halfvergeten. Hij overleed nl. in
maart 1911 in Leiden.
Na de overstromingen van 1916, die aanlei
ding werden tot het uitvoeren van de Zui
derzeewerken, kreeg een commissie van
deskundigen in 1923 opdracht een kaart
te maken van de gronden, die men zou
-
Kroniek no. 64, 2ie jaargang, 2013/1