Het houten huisje dat Gelein bouwde voor een familie uit Munster we gedaan en je ziet het: we hebben het overleefd.' Terugtrekken 'In de winter van 1944-1945 trokken we terug richting Polen. Onder weg, ten zuiden van Lida za ten we ingesloten, vlak bij de rivier de Neman; we zaten gelijk zon der eten. We lagen tegen de oever van die rivier en ik zei: "We zwem men de rivier over, dan zijn we ervan af." Wij met een man of wat de rivier in. Maar het stroomde zo hard dat we een paar honderd meter verder weer tegen de wal dreven, dus dat ging niet door. We kwamen aan in Poznan en trokken daarna naar het zuiden, naar Wroclaw (het vroegere Breslau). Uiteindelijk kwamen we aan in Strauszberg, net ten oosten van Ber lijn. Daar moesten we een tankgracht gra ven, met honderden mannen waren we daar bezig. We waren ondergebracht bij een boer in de schuur. Die nacht gingen de Russische tanks rijden: het was pikdonkere nacht, je hoorde alleen het gebrul van die motoren. De tankgracht werd moeiteloos door de tanks genomen. Een van de officieren riep dat we de trein in moesten: 'Der Zug fahrt ab, dies ist der letzte Zug.' ledereen pro beerde een plaatsje op, in of aan de trein te krijgen We hebben toen een eindeloze reis gemaakt en kwamen uiteindelijk in Dachau aan. Behalve een concentratiekamp was daar ook een werkkamp voor arbeiders. Elke dag reden we met een paar wagons ergens naar toe zover het kon, dan moesten we met zo'n tachtig man de kapotte rails repareren. Een zekere Jansen uit Nijmegen, iets ouder dan ik, bedacht een plan; hij zei: als we mor gen hier weer komen, laten we ons als het donker is van het talud rollen en vluchten de bossen in.' Ontsnapt 'En zo gebeurde: met z'n drieën, een Riepen uit Amsterdam was er ook bij, zwierven we wekenlang door de bossen. We sliepen in schuren en kregen eten van de boeren bij wie we aanklopten, we kregen altijd wel wat, dat moet gezegd worden. Ook al die tijd had ik een dagboek bijgehouden, daar was ik al bij Veldt mee begonnen met het idee dat ik dan later beter aan mijn ouders kon vertel len wat ik had meegemaakt. Jansen stelde toen voor om dat ergens langs de weg op een makkelijk terug te vinden plek te begra ven. We waren al een keer aangehouden en hadden ons eruit weten te kletsen, maar als ze ons zouden fouilleren zou het dagboek ons kunnen verraden. Tussen Oelde en Mün- ster hebben we het toen begraven. Later na de oorlog ben ik daar terug geweest met mijn vrouw om het op te graven. Maar het was daar zo veranderd dat dat niet gelukt is. Maar enfin, na veel omzwervingen naar het noorden, waarvan deels ook met treinwa gons, kwamen we aan in Brook, een klein plaatsje vlak bij Münster, bij boer Demmer. Deze zei: 'Jungs, bleib mal hier, denn der Krieg ist bald vorbei.' We stonden ervan te kijken dat ze ons, luizebossen als we waren, in huis wilden nemen. In de stal hebben we onszelf en onze kleren eens flink gewassen met heet water. Een paar dagen later kwam het front al over ons heen. We lagen in de schuur, de deur ging open en daar stonden een stelletje Canadezen, met het geweer in de aanslag met de vraag wie wij dan wel waren. Toen ze doorhadden dat wij Hollan ders waren vertrokken ze weer. Jansen en Riepen lieten zich direct repatriëren, maar ik niet, want ik hoorde dat Noord-Holland nog steeds niet vrij was.' - Kroniek no. 64, 2ie jaargang, 2013/1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2013 | | pagina 34