kinderen niet op de christelijke school? Och, och". Toen er een uitbreiding in de leiding kwam met iemand die wel kerkelijk was werd dat in sommige gezinnen zeer gewaardeerd. Ja, de verzuiling was nog sterk aanwezig in de Meer. Het doel: één stichting voor alle Wieringermeerders had nog wel wat voeten in de aarde. De katholieke gezinsverzorging bleef liever nog even op zichzelf. Na twee jaren was er sprake van één organisatie. Een nieuwe werkwijze Het is niet helemaal duidelijk hoeveel personeelsleden er in de begintijd waren. Vermoedelijk 12 gezinshelpsters en -verzorgsters en een 20-tal bejaardenverzorgsters; de laatsten allemaal parttime. Voor hen veranderde er veel. Vanaf nu kwam er regelmatig huisbezoek van de leidster. De helpsters en verzorgsters kwamen maandelijks een avond bij elkaar voor bijscholing en er werden werkbesprekingen gehouden. De laatste bij de leidsters thuis of tijdens het middagdutje van de huismoeder. De leidsters overlegden wekelijks met elkaar en legden maandelijks verantwoording af tijdens de vergadering van het stichtingsbestuur. Hoeveel gezinnen waren er geholpen, hoeveel bezoeken waren er afgelegd, hoeveel "lege "uren waren er geteld en hoeveel kilometers waren er gereden. Wat betreft de lege uren: het kwam in die tijd wel eens voor dat er een hulpvraag werd afgesloten, maar dat er geen nieuwe aanvraag was gekomen. Daar werd wat op gevonden: leergezinnen. De gezinshelpsters zonder gezin werden dan daar geplaatst. Vaak ging het om een druk gezin met kleine kinderen, waarvan de moeder in staat was de jonge helpsters nog wat kneepjes bij te brengen op het gebied van bv. kinderverzorging, planning of budgettering. Het kon van alles zijn. De overheid was in die tijd scheutig genoeg met de subsidie. Dit soort hulpverlening werd toegestaan. En heeft beslist geholpen bij de professionalisering van de "meiden" zoals ze genoemd werden. Gelukkig was het netwerk van de beide leidsters groot genoeg om dergelijke gezinnen te vinden. Opleiding Er bestond echter ook een opleiding voor gezinsverzorgster. Bv. in Leiden of Leeuwarden. Daarvoor moesten de meisjes 9 maanden intern en waren dus een heel schooljaar bij moeders pappot vandaan. Dat was best wel ingrijpend. Maar na al die maanden hard studeren was er de beloning: een speld en een nieuw uniform. In de Wieringermeer groen met wit. Dat uniform gaf een zekere status. Je had te maken met iemand die uitdrukkelijk geen werkster was. Wel iemand die in staat was een gezin met alles wat daaromheen hangt te runnen. Daar zijn nog wel leuke anekdotes van te vertellen weten de voormalige leidsters. Zo is er eens een verzorgster geweest die in staat was met minder geld de boodschappen te doen dan de moeder in het gezin. En toch werd er lekker gekookt en was er ook nog wat lekkers bij de koffie. Dat leverde een stevig gesprek op tussen de echtelieden en een lesje budgettering van de verzorgster. Vooral de verzorgende kant sprak veel meiden aan. "Hoe zieker de moeder is, hoe leuker ik het vind" zei er eens iemand. Totdat er een ongeneeslijk zieke in het spel was. Daar was niet veel "leuks" meer in te ontdekken. Het hoorde er echter wel bij. De verzorgsters oogstten vaak bewondering in dit soort situaties. Ze wilden in veel gevallen graag blijven in het gezin en niet na bv. 6 weken omgeruild worden. Tenzij het psychisch te zwaar werd. Wanneer de moeder overleden was wilde de verzorgster graag het gezin blijven helpen. Er was inmiddels een hechte Kroniek no. 59, 19e jaargang, 2011/2 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2011 | | pagina 32