het volgende verhaal komt uit Het Nieuwe Land over de opbouw van de Wieringermeerno. XXXVIII een uitgave van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw van NV van Munster's Uitgevrs Maatschappij Amsterdam 1933 De leider van de bouwkundige afdeeling der Wieringermeer- Directie, de heer A.D. van Eek, geeft een overzicht van de bebeouwing en de daarbij getrokken richtlijnen In de volgende uitgave komt het tweede deel van de heer van Eek aanbod Daarna nog over beplanting door Dr. Ir. J.T.P. Bijhouwer en "eenige algemeene beschouwingen over de Wieringermeer door Ir. J.F. Ligtenberg, hoofdingenieur bij den Dienst van de Zuiderzee werken DE BEBOUWING IN DEN WIERINGER- MEERPOLDER pag77 Afb. 33. Postkantoor, Middenmeer. Ontwerp Bouwbureau OPBOUW DER DORPEN Begin 1931, dus slechts eenige maanden na het volkomen droogvallen van den eersten Zuiderzee polder (21 Augustus 1930), was dan het oogenblik gekomen, dat de derde dimensie ook hier haar intrede behoorde te doen. Indrukwekkend was die onafzienbare grauwe vlakte, waarop geen plantje zich bevond en waarboven geen vogel zich ver toonde. Zoo moeten de slagvelden er uit gezien hebben na het helsche spel van de kanonnen. Maar dit land was vlakker, plaatselijk zelfs zoo vlak als geen menschenhand het ooit had kunnen maken en zijn ontstaan had op vreedzamer wijze plaats gehad. Behalve uit zand en klei, bestond de bovenste laag van dezen bodem uit schelpen, waaruit het leven reeds geweken was en die, onder de voet stappen verbrijzelend, de diepe stilte als met een laatste zucht verstoorden. Toen, nog meer dan nu, beseften wij, staande voor die groote leegte, met al zijn volheid van arbeid, het grootsche werk, dat hier tot stand kwam: het scheppen van een bestaan voor duizenden menschen. Doch alvorens deze definitief zich zouden kunnen vestigen, zouden er woningen moeten zijn en dus ook dorpen. In een ander artikel in dit nummer wordt den lezer verteld hoe de ontwerpen der dorpen tot stand gekomen zijn en waarom zij zijn zooals ze zijn. Dit ontwerpen had reeds in een vroeg stadium plaats, toen de dienst, welke met de eigenlijke kolonisatie belast zou zijn, nog niet geconsolideerd was; en daarom waren deze ont werpen meer te beschouwen als leidraad dan wel als definitief plan. Den kolonisator toch was het pas mogelijk meer concrete gegevens betreffende het te verwachten bevolkingsverloop in en buiten de dorpen, dit vooral in verband met de soort en grootte van de te stichten landbouwbedrijven, te verstrekken. Bovendien dwong de zich aan geen teekeningen storende praktijk dikwijls nog maar eens een weg zus of een gebouw zoo te projecteeren. De principieele opzet der ontwerpen kon echter gelukkig volkomen gehandhaafd blijven en ook economische factoren hebben de uitvoering van het principe van b.v. parallelwegen langs de door gaande verkeerswegen niet in den weg gestaan. Toen eindelijk het oogenblik gekomen was, waarop met den aanleg van dorpen een aanvang

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1994 | | pagina 20