de maand en een matroos 100 gulden. Als scheepsjongen
moest ik de ene week de 'foksels'bijhouden en het eten
verzorgen. Om kwart voor twaalf ging je met die balies
naar de kombuis het eten ophalen en dat zette je op die
bakstafels 2\ Je moest de borden en het bestek klaar zetten
en daarna natuurlijk alles weer afwassen.
Als lichtmatroos moest je wel eens invallen voor de ma
trozen en liep je ook wacht 's nachts op de voorplecht.
Dan had je een fluit en als er dan een schip in het zicht
kwam dan moest je blazen. Eén stoot voor stuurboord en
drie keer voor bakboord. Midscheeps vooruit één stoot. Ik
ben ook vaak roerganger geweest.
De zee boeide me. Je hoorde die verhalen en je las erover
en dat doe ik nu nog. Ik lees nog 'De Blauwe Wimpel'.
Mijn boekenkast staat vol met boeken over de zeevaart en
de luchtvaart. De wet van Bernoulli weet je wel.... waar
de stroom staat is de druk het zwakste 3>.
Ik heb gevaren op de Java-New York lijn. De Blitar was
een mooi, modern schip hoor. Ik heb twee reizen gemaakt
van acht maanden. Ik was toen een jaar of 17/18. Je ging
van Rotterdam eerst naar Hamburg om te laden. Kloos
terbier en pijpleidingen voor de olie-industrie die op gang
kwam.
Dan ging je naar Indië en daar stampte je het schip vol
met specerijen en dan door naar Amerika. Na de Indische
oceaan (14 dagen) kreeg je een week de Middellandse Zee
en dan kreeg je weer 14 dagen de Atlantische Oceaan. Je
zat zowat een maand aan boord zonder datje land zag. De
vrachtschepen hadden zo'n twaalf passagiers aan boord.
Ik was nog jong en toen liep ik al op Broadway te wande
len met twee of drie dollar in mijn zak. Als je vroeger in
Amerika was geweest dan keken ze nog tegen je op. Nu
niet meer. Het ligt vlak naast de deur vandaag de dag.
Bijzonder was dat we in Indië ook wel pelgrims vervoer
den, de 'hadjes' voor hun reis naar Mekka. Als je de kust
afvoer dan kwamen van Makassar af de hadjes aan boord.
In al die plaatsen die je aandeed, kwamen ze aan boord.
Die gingen naar Djeddah. Dan had je er soms 1000 aan
boord. Ze sliepen allemaal in de ruimen; daar waren geen
hutten voor. Ze hadden allemaal een vak toegewezen. Daar
konden ze dan zelf hun 'tampatje' spreiden. Het waren wel
speciale schepen die hadjes vervoerden. Die hadden teak
houten dekken, anders was het verboden.
Als je in Semarang was, kreeg je de oversteek over de
Indische oceaan en de Rode Zee. Zo'n 14 dagen had je
ze aan boord. In Djeddah werden ze geëmbarkeerd; met
boten gingen ze naar de wal. Dan moesten ze nog een
eind door de woestijn lopen. Ze aten rijst met een beetje
sajoer. Er was dan een speciale kok aan boord die rijst
kookte.
Het was een hele gebeurtenis, maar ik heb het wel meege
maakt. Ik vond het jammer dat ik geen fototoestel had. Het
was in die arme tijd. Zo'n doosje kostte zes gulden.
Er gingen ook wel mensen dood. Voordat we in een ha
ven aankwamen, ging er meestal wel eentje over boord.
Ik vond het altijd interessant en ging dan op het sloepen-
dek kijken. De 'kappelhadje'4) sprak wat woorden en dan
gleed het lichaam in een wit laken overboord. Dan zag ik
hem heel in de diepte in het glasheldere water nog gaan.
De kappelhadje regelde alles aan boord.
Ik heb zo'n 16 maanden gevaren. De mensen lagen me
niet, die hadden hele andere ideeën. Ik zag mezelf toch
geen carrière maken. Het zat er niet in dat ik matroos kon
worden of stuurman. Het was niet omdat ik mijn familie
miste of zo. Mijn moeder vond het wel mooi dat ik weer
uitvoer: "Dan is hij maar van de baan. Er was tenslotte
veel werkeloosheid.
Ik dacht mijn hele leven op zee dat hoeft ook niet. Toen
ben ik aan de watersport begonnen; dat was mijn ideaal. Ik
dacht, ik ga voor mezelf beginnen.
Watersport
Daar heb ik een mooie tijd mee meegemaakt met
de watersport, zowel met zeilen als met de motor
boot. Ik had mijn eigen boot gebouwd. Niet zo'n
klein scheepje, nog een kajuitboot ook, want ik
dacht ik moet er in kunnen koken, bakken en bra
den en slapen. En dat heb ik gedaan. Het was niet
zomaar zo'n melkschuitje hoor. De boot had een
lang voordek en een kajuit voor twee of drie men
sen en nog een achterdekkie, waar ook iemand
kon zitten. Het was een mooie sportieve boot. Een
tekening had ik niet. Je lag een kielbalk en je be
gon maar. Je ging al bouwende heen. Recht toe,
recht aan. Ik bekleedde hem helemaal met zinken
platen. Dat was makkelijk werken met zink, dat
kon je snijden.
Ik was lang bevriend met Wim Kuijs. Boven de
zaadhandel van Kuijs heb ik een kamertje ge
bouwd. Daar heb ik heerlijk gewoond. Ik heb
de boten in de zaadschuur gebouwd. Na de mo-
Scheepsjongen Dirk zittend achter de bootsman (metpijp) en andere collega's op het
dek van de Blitar.
74