Janus Hopman (links) met zijn personeel
v.l.n.r. Siem Pepping, Piet Castricum, Piet
de Vries, Cor Zijp, Bertus Scholder, Jan
Schuit, Marietje Schuit, onbekend. Enge!
en Jaap Hopman en Siem Kops, 1923.
gens zaten. Dat was de Augustinusschool. waar Bodéwes onze -nog
jonge- meester was. We noemden hem Bodewès, met de klemtoon
op de laatste lettergreep. We legden wel eens meer de klemtoon ver
keerd, iedereen had het over de spoorbomen, met de klemtoon op bo
men. Er waren 7 leerjaren, met je 13e mocht je van school af en vrij
wel niemand ging naar een vervolgschool. In onze klas alleen Antoon
Meijer, die priesterstudent werd en nog iemand, die naar de MULO
ging. Dat was alles van de 40 jongens. Er zaten toch best briljante
koppen bij, hoor. Maar iedereen moest aan het werk. Ik was wel voor
bestemd om naar de MULO te gaan. Maar "een garnaal heeft ook een
kop', ik wilde niet. Ik wilde naar zee, maar kreeg daar geen toe
stemming voor. Er was toen helemaal geen voorlichting, zoals nu
bijvoorbeeld, beroepskeuze-bureaus. De onderwijzers zeiden ook
niks tegen je ouders als je meer kon. Achteraf merkte ik, dat als ik
naar zee was gegaan, dat MULO-diploma nodig had gehad voor toe
lating op de Zeevaartschool. Wisten wij veel. In mijn familie waren
veel vissers, uit Egmond aan Zee, er zijn er veel verdronken. Mijn
grootvader, een oom, de vader van mijn grootmoeder en neven van
mijn vader. Dus er was geen sprake van, ik mocht niet naar zee. Toen
wilde ik niks en gooide mijn kop in de wind. Dan moest ik maar gaan
timmeren in de fabriek van vader. Ik had wel voor het vak naar de
ambachtsschool in Alkmaar gekund, maar dat wilde ik niet. Andere
jongens van mijn leeftijd gingen wel naar de ambachtsschool. Later
kwam ik er zelf wel achter hoe stom ik was geweest. Toen was het
overdag timmeren en alsnog -maar nu 's avonds- naar de ambachts
school. Dat onderwijs was puur vakgericht met technisch tekenen en
wat algebra. Boekhouden leerde ik van Piet van Westen, het hoofd
van de lagere school. Middenstandscursussen waren er nog niet.
Later in 1948 ben ik met mijn vader samengegaan in de aannemerij.
Toen heb ik daarvoor vlak na de oorlog nog een aannemersdiploma
en het diploma timmerfabrikant gehaald en toen mocht ik mij vesti
gen. Het bedrijf was in 1943 gesloopt. Alle bebouwing aan de
Vinkebaan was toen weg, dus ook ons huis en onze fabriek. De ma
chines ergens opgeslagen. Er was toen ook niks meer te doen, ge
bouwd werd er niet en er was geen hout, helemaal niks. In de eerste
jaren van de oorlog maakten we nog houten speelgoed, houten huis
houdelijke artikelen en ook wel meubelen. We hadden daar nog wat
eikenhout voor. Waar het allemaal naar toe ging, weet ik niet, dat re
gelde mijn vader allemaal. Na de oorlog wilde vader zo snel moge
lijk weer aan de slag met zijn bedrijf, maar dat stuitte op veel moei
lijkheden bij de gemeente. Die hadden een uitbreidingsplan en er
kwam een industrieterrein op het Schulpstet. Daar moesten wij toen
ook naar toe, maar dat werd pas in 1952. Vanaf 1948 gingen we huis
jes bouwen, zoals aan de Brederodestraat en de Schelgeest. Kees de
Groot bouwde aan de Poelven die 52 du-
plexwoningen en daarvoor maakten wij de
trappen. We woonden toen in de
Pernéstraat, daarachter was een schuur,
waarin we een machientje hadden, waar
mee we de trappen konden maken. Er
moest toen veel gebouwd worden, men had
vaak een herbouwplicht voor de gesloop
te woning. De schade werd door de rege
ring vergoed. Voor 20.000 gulden had je
toen een flinke woning. Na 1964 had je de
grote prijsexplosie en werd alles veel duur
der. In 1952 gingen we dus naar het
Schulpstet, maar eerst moest daar nog een
berg puin en hout van de gesloopte wo
ningen afgevoerd worden, Dat was daar opgeslagen. Van de kalk
ovens lag het puin er niet. dat was in 1943 al naar Akersloot vervoerd.
De wegen waren vroeger voornamelijk zandpaden met in het mid
den een klinkerpad, het paardenpadje. De Torenstraat was toen nog
zo'n landweggetje.
De gymvereniging VIOS is in 1923 opgericht op initiatief van een
kapelaan van de kerk. Alles was toen Rooms, de fanfare, de voet
balclub, de gym en noem maar op. Dat was toen zo. Op mijn 17e
kwam ik bij VIOS, Cor Res had de leiding. In de oorlog stopten alle
verenigingen, dus ook VIOS. Van de Duitsers mochten toen geen
aparte katholieke en christelijk bonden bestaan, alles moest in een
algemene bond ondergebracht worden. Maar daar deed de kerk niet
aan mee. In 1945 is VIOS weer opgestart. Maar toen werd ik door
Piet van der Steen gevraagd om naar Limmen te komen om daar les
te geven. Want ik had inmiddels een leiderscursus gevolgd. Die club
begon toen in het Patronaatsgebouw Sint Maarten in Limmen en de
gymclub groeide snel. En dat drong ook tot Castricum door. De gym
club hier zakte helemaal in mekaar. Niek Steeman was toen voorzit
ter van VIOS en die vroeg aan mij: "Tinus, wil jij hier les gaan ge
ven?". Ik zei direct: "Nee, dat doe ik niet". Dat wilde ik niet, want
samen met Jan Breetveld. Doris Schermer en Wim Korsman en ik
waren we door kapelaan Van der Zalm als lid van VIOS geroyeerd.
Omdat bij VIOS in de oorlog niet meer gegymd werd, gingen wij bij
DOS gymen. Die kapelaan vond het verschrikkelijk, dat wij naar zo'n
neutrale vereniging waren gegaan. Hij preekte er toen zelfs over in
de kerk. Volgens hem had je daar allemaal van die blote meiden met
van die gympakkies aan. Maar Steeman hield vol en zei erbij: "We
betalen een rijksdaalder per uur." En dat was toen een hoop geld.
Een timmerman kreeg maar een gulden. En ik had verkering en wil
de trouwen. Ik zwichtte, het was toen 1947. Ik begon met 2 dames te
oefenen, meer waren er toen niet. Maar elke week kwamen er bij.
ook veel kinderen. Zodoende kwamen er meer uren bij. Van dat les
geven kon ik trouwen en leven. Maar daarnaast werd het ook steeds
drukker in de fabriek, ik moest lesuren afstoten. Bovendien had je
bij een vereniging geen sociale verzekeringen, en de toekomst voor
een coach is onzeker. Ik stootte de jongens- en meisjesclubs af en
voor mijn lol bleef ik wel leider van de dames- en herenafdelingen.
Ik heb ook nog jaren in het bestuur gezeten, later ook als voorzitter.
Als turners konden wij hier niet veel meer leren. In het begin van de
oorlogsjaren hadden we nog wel een goede leraar. Jan de Goede uit
Amsterdam. We waren zo enthousiast, dat we ook in Heemskerk
DOK. heette die club. later ADO. gingen turnen. En toen mochten
we met ons vieren ook mee turnen met de keurploeg van de Turnkring
in Alkmaar, waar Klaas Boot Sr. de leider was. Ik kon toen wel aar-
20