De allereerste tolgaarder te Castricum is Carel Paulussen; hij
wordt in 1820 benoemd en komt met zijn Engelse vrouw, zijn
pasgeboren zoon en zijn moeder in Castricum wonen. De familie
verhuist in 1829 naar Schoorl, toen Carel Paulussen brugwachter
was geworden op de vlotbrug over het Noordhollands Kanaal. Bij
de eerste volkstelling in 1830 woonde in het tolhuis de 26 jarige
Antonie Cornelis Josephus van den Braak uit Pijnakker met
echtgenote, hun driejarige in Gouda geboren dochtertje Jaantje en
de 23 jarige dienstbode Maria van der Poll uit Kerkdriel.
De tolgaarders kwamen meestal niet uit onze regio en bleven
gemiddeld slechts enkele jaren op hun post; vermoedelijk had dit
te maken met de lage verdiensten en mogelijk ook met het feit dat
een tolgaarder zich vanwege zijn functie niet bepaald geliefd
maakte bij zijn dorpsgenoten.
Op 21 april 1846 is er een conflict met de tolgaarder. De
wegwerker Steeman mocht van zijn baas Van Vuuren wat puin
van "den Grooten Weg" zonder betaling en vrij van tol aan de
burgemeester van Castricum geven ter verbetering van de
dorpsachterwegen (verharde doch onbestrate wegen). Steeman
zou zelfs het puin helpen opladen. De tolgaarder stond onder de
Directie van de Grooten Weg en wilde zijn tolgeld innen. De
waarnemend burgemeester Pieter Schotvanger wil de beslissing
aan de Directie van de Groote Weg overlaten.
Op 1 april 1849 wordt Antonie Tabernal als tolgaarder aange
steld. Antonie Tabernal is verminkt in de Slag bij Hasselt op 7
aug. 1830, waarbij zijn linkerbeen door een kogel is getroffen en
vervolgens is afgezet. Tabernal had de zorg van een groot huisge
zin en dient een verzoek in bij de Koningin-weduwe om extra
onderstand.
Omstreeks november 1852 worden door de pachters en huurders
van landerijen vele klachten geuit bij de wethouder over de
tolgaarder Jacob Dekker, die een slagboom heeft geplaatst op de
notweg om doorgaande rijtuigen te beletten de Rijkstolboom mis
te rijden. De notweg is eigendom van de gemeente en geeft een
ieder het recht daarlangs te rijden.
Enkele jaren na de aanleg van de spoorlijn zijn er veel klachten
over de slechte toestand van de toevoerweg naar het station (Burg.
Mooijstraat). Naar aanleiding hiervan wordt het verzoek geuit om
te worden vrijgesteld van de betaling van tol voor de rijtuigen, die
passagiers van het station halen of brengen (via Dorpsstraat -
Stationsweg). Als dit niet mogelijk is wil de gemeenteraad graag
de tol verplaatsen naar de noordzijde van het dorp, ook al omdat
de afstand tussen de tol van Heemskerk en die van Castricum te
klein is. Verschillende keren wordt het verzoek tevergeefs bij de
Minister herhaald.
Het einde van het tolhuis
Aan het einde van de vorige eeuw werd besloten om de tolheffing
te beëindigen; bij Koninklijk Besluit van 22 juli 1899 worden de
rechten voor het gebruik van tollen officieel afgeschaft, de
tolheffing gaat nog even door tot het aflopen van het nog geldige
pachtcontract. De tolhuizen moeten verdwijnen. Het duurt nog
enkele jaren tot de overheid op 3 november 1903 het perceel
grond ter grootte van zeven are met het tolhuis voor in totaal 926
gulden verkoopt aan Johannes Andrieszoon Hogenstijn, landbou
wer alhier. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat de koper
binnen zes maanden op eigen kosten het tolhuis met de fundamen
ten moet afbreken en opruimen. Ook de bestrating tussen het
tolhuis en de oostelijke rail van het tramspoor moet worden
opgeruimd.
Het tolhuis wordt afgebroken en door Johannes Hogenstijn met
paard en wagen vervoerd naar de duinkant, alwaar het tolhuis
weer wordt opgebouwd op een plaats aan de noordkant van de
Kramersweg nabij de driesprong met de Puikman. Hier gaan
Johannes Hogenstijn en zijn echtgenote Marijtje Ineke wonen en
groeit hun gezin op, dat bestaat uit de zes zoons Andries, Herman,
Dirk, Dorus, Albert en Gerrit. De laatste bewoner van het tolhuis
is de zoon Dirk Hogenstijn.
In de tweede wereldoorlog moeten op last van de bezetter alle
huizen aan de duinkant worden ontruimd en gesloopt. Zo komt er
na ruim een eeuw een einde aan het tolhuis.
S.P.A. Zuurbier
Het tolhuis verplaatst naar de Kramersweg; hier op de foto met de
laatste bewoner: Dirk Hogenstijn.
Bronnen:
Lennep, E. van, De tolheffing op de openbare wegen
in Nederland (diss.). Amsterdam 1884.
Smal, H., 's Rijks groote wegen in de 19e eeuw:
Historische geografie in meervoud, Utrecht 1984.
Rijksarchief Haarlem
- Archief Provinciaal Bestuur:
1814-1850
- Archief Rijkswaterstaat inv. 269.
Region. Archief Alkmaar
- Archief Gemeente Castricum
- Bevolkingsregister 1830
Kadaster - Minuutplans OAT
Inlichtingen van de familie Hogenstijn.
29