c V"/, Castricum
urt
Bewoning
Gedurende de Ijzertijd (van 600 voor Christus tot het jaar 0)
werd het klimaat droger. Bewoners van de hoger gelegen zand
gronden vestigden zich in lager gelegen gebieden en vonden
nieuwe bestaansmogelijkheden in het Noordnederlandse kust
gebied. Uit archeologische onderzoeken blijkt steeds meer, dat
ook de westelijke kustgebieden vrij intensief bewoond zijn ge
weest. In de laaggelegen delen van Nederland vestigden de
eerste bewoners zich op de hogere plaatsen, de zogenaamde
strand-, oever- en stroomwallen, zowel voorkomend in het kust
gebied als langs de grote rivieren.
Op Castricums grondgebied vond zeker al in de laatste eeuw(en)
vóór de jaartelling bewoning plaats. Binnen ons verkenningsge-
bied werden daarvoor de bewijzen gevonden. Talrijker zijn ech
ter de bodemvondsten uit de eerste eeuwen na het begin van
onze jaartelling. Over het algemeen lijkt de bewoning in deze
tijdsperiode, de Romeinse tijd (0-400 na Christus), te zijn toege
nomen. Grote hoeveelheden bewoningsafval, voornamelijk
scherven, werden gevonden in het gebied rond de Cieweg in
Plan Molendijk. Ook elders in Castricum en Bakkum zijn bewo-
ningsresten uit die tijd gevonden of kunnen nog verwacht wor
den.
Afbeelding 4
Detail van de geomorfologische kaart. De bodemgesteldheid
vertoont een ingewikkeld patroon. De donkergrijze vertakkin
gen vertegenwoordigen de voormalige zee-erosiegeulen.
(Detail blad 19 uitgave 1971, van de Stichting voor Bodemkarte-
ring te Wageningen).
De bewoningsresten in het gebied rond de Cieweg lijken af
komstig te zijn van een nederzetting die op één of een stelsel
van stroom- of oeverwallen heeft bestaan en zich daar geduren
de enkele eeuwen heeft kunnen handhaven. Men vond een
bestaan in enige vorm van landbouw en veeteelt. Dit stroom- of
oeverwallencomplex omvat de dorpskom, de Oosterbuurt en
het weilandengebied rond Kronenburg. Ook Heemstede is zo'n
complex. De hoogtelijn, gesteld op 0-N.A.P. op de topografische
kaart, brengt ten opzichte van de direkte omgeving duidelijk
twee iets hoger gelegen gebieden in beeld, (zie afbeelding 3). Bij
het tot stand komen van het woongebied Plan Molendijk, vooraf
gegaan door veel machinaal grondverzet, kon de noordoostelij
ke begrenzing duidelijk worden waargenomen. Halverwege het
gebied tussen de C.F. Smeetslaan en de Cieweg werden geen
sporen van bewoning uit de Romeinse tijd aangetroffen en ver
toonde de bodemstruktuur meer tekenen van een stroomgeu-
lengebied.
Als gevolg van de toenemende invloed van de zee lijkt de bevol
king na de Romeinse tijd (4e eeuw na Christus) nagenoeg uit het
kustgebied weggetrokken te zijn. In de 7e eeuw komt op de ou
de strand- en stroomwallen de bewoning weer op gang.
Het gebied rond de Cieweg, zo aan de rand van zo'n stroom- of
oeverwal, lijkt nauwelijks meer voor bewoning in aanmerking
te zijn gekomen. In de Middeleeuwen legde men hier een dijk
aan, de Molendijk, om het uit het noorden opdringende water te
weren.
Afbeelding 3
Het archeologische waarnemingsgebied, verdeeld in verschillen
de deelgebieden, te weten:
de slootkanten rond 'Kronenburg'; de rioolsleuf aan de oostzijde
van de Heemstederweg (nr. 1 t/m nr. 9): de Goudtuinen; de Hooi-
weid en de sleuf voor de watertransportleiding door de geest
Heemstede.
-0 6
>4
!v*r -y
1; «fv,» 1 i
r hi i
Albertshoeve
-0 4
mm
5