bijzondere zorgzaamheid aan de dag legde. Voorwaarde daarbij zou zijn, dat "dezelve completelijk ten opzichtens van hun ge drag als anderzints na de zin en intentie van hunne ouders of de langstlevenden van hun zullen moeten gedragen". Zelfs Eggel, de inwonende opvoeder van die kinderen zou levenslang van de testateur een jaargeld krijgen. Begunstigd werden ook met lega ten de "comptoir bediende" van erflater, Jan Joseph Dammers met diens vrouw Antoinette Elisabethe Rauschnerin ingeval zij na deze man mocht overlijden. Evenmin werd vergeten "zijn testateurs boekhouder" Isaac Rigagneau onder gelijke bepaling aangaande diens huisvrouw Catharina Werningh. Maar wél moesten beide bedienden dan "in de bereddering van zijn testa teurs comptoir en affaires tegen het door hun thans genoten worden salaris" assistentie blijven verlenen. Tenslotte werden nog bevoordeeld zijn huisbaas met diens vrouw en de lijfknecht.16' Zoals het testament al min of meer liet doorschemeren lijkt het dat Abraham Barnaart bij weinig zelfstandigheid geen sterke persoonlijkheid was. Dat laatste komt in het bijzonder aan het licht bij kennisneming van een verzoekschrift, dat hij gemeend heeft te moeten richten tot de Amsterdamse schepenbank, waarin hij zijn wens tot uiting bracht om onder curatele te wor den geplaatst. Hij voerde daarbij aan "dat hij suppliant den ou derdom van vijf en twintig jaren bereikt hebbende, zich door verschillende omstandigheden veelal spruitende uit des suppli- ants phijsique gesteldheid, buiten staat gevoelt om zijn zaken en belangens naar behoren waar te nemen en te behartigen, neen maar dat het voor hem suppliant van het hoogste belang is, dat daaromtrend de nodige spoedige voorziening geschiede". Op 9 Grasmaand 1810 werd gunstig beschikt en tot curatoren werden de voorgeslagen personen, Jan Willink, D.M. van Gelder de Neufville en Jacobus de Neufville alle drie bewoners van de Herengracht, de eerste "bij de Leijdsche Gragt" en beide ande ren "over de Nieuwe Spiegelstraat" door schepenen benoemd.17' Als goede beheerders hebben de drie curatoren op 20 januari 1813 kans gezien om van de familie van Bruijnswaard, woon achtig op het Zeeveld te Bakkum, welke tevoren in het bezit was geraakt van enige eerder daartoe behoord hebbende gronden, aan te kopen, zodat die bezitting nu weer één geheel zou kun nen uitmaken. Het transport daarvan vond in verband met de gewijzigde, nu Franse wetgeving plaats voor een notaris, te we ten Mr.J.Nuhout van der Veen, die de acte op laatstgemelde da tum passeerde. 181 Met dat al is de curandus klaarblijkelijk nog geruime tijd te Amsterdam blijven wonen en op zijn naam met adres aldaar hield de evengenoemde notaris in de jaren 1818, 1826 en 1827 tel kenmale in de maand januari een veiling van hakhout op stam. Dat dit niet ieder jaar plaats greep, leidt wellicht tot het bewijs, dat er maar een gering deel van het Zeeveld met geboomte be groeid was. Niet te Amsterdam maar in het dorp Lisse is Abraham Barnaart tenslotte overleden, namelijk op 23 mei 1829, in een huis zon der naamsaanduiding, gelegen aan het Vierkant, het plaatselij ke driehoekigef!) dorpsplein, bekend als Heereweg no. 165, dat nu verdwenen is en dat destijds naar alle waarschijnlijkheid was, wat wij tegenwoordig zouden noemen, een pension voor al leenstaande heren. '9) Zeer kort na het overlijden van Abraham Barnaart hebben zijn erfgenamen het Zeeveld van de hand gedaan. De belanghebben den waren toen, tengevolge van plaats gehad hebbend versterf, Mr. Jacobus de Neufville, rentenier te Amsterdam voor zich en als gemachtigde van zijn meerderjarige zuster Jacoba de Neuf ville aldaar (haar volmacht werd getekend op de nu nog beken de "hofstede Spaar en Hout" bij Haarlem op 15 augustus 1829), alsmede David Marthe en Abraham alle twee renteniers te Amsterdam, die er samen weldra toe overgingen om tot de ver koop van de vaste goederen uit de nalatenschap van hun oom Barnaart de veilconditiën te Beverwijk voor notaris Jan de la Chambre Karshoff op 15 augustus 1829 op te stellen (acte no. 57). Zoals gebruikelijk had men op een week later de veiling en toewijzing laten publiceren en die volgden dan ook op 22 au gustus 1829 des namiddags te 5 ure in het logement De Zon al daar. Daar werden de drie eerste onder de hamer gebrachte per celen, tezamen Het Zeeveld uitmakende, na stuk voor stuk op geboden te zijn en provisioneel gekocht door de plaatselijke ma kelaar Christiaan Stumphius ingevolge de bepaling, gemaakt bij de veilconditiën, gecombineerd in afslag gebracht om vervolgens gemijnd te worden door Jan Twisk Corneliszoon, een makelaar te Amsterdam voor zijn opdrachtgever Z.M. de Koning tegen een som van f. 12.240,= Koning Willem I. Dat het nu juist de persoon van de Koning was geworden, die koper was, zal wel enige verbazing teweeg hebben gebracht. Maar verwonderlijk was het eigenlijk allerminst dat de keuze van Z.M. Koning Willem I gevallen is op het zo omvangrijke en wei nig in cultuur gebrachte stuk duingebied onder Noord-Bakkum. Hoewel er veel over de koning door onze historici bij verloop van tijd geschreven werd, is daarbij vreemd genoeg nauwelijks aandacht besteed aan de vroege periode uit zijn leven toen hij zich als Erfprins en landheer teruggetrokken had op zijn toe vluchtsoord, het Posensche (in Polen) Riddergoed Ragot of Ra- zoten. Dat had hij in 1798 verworven van de Prins Anton Jablo- nowski. Het doel was om daar persoonlijk als kolonisator of land- hervormer met de krachtdadige hulp van de leermeester zijner kindertijd op Het Loo, professor Hermannus Tollius als "General- Administrator" op te treden. 20Dit werk is daar in dat verre land met grote ijver en vrij gunstig resultaat, onverdroten heel wat jaren voortgezet. Stellig heeft Z.M. na ingewonnen berichten, in verband met zijn onder Ragot opgedane kennis tot aankoop van het Zeeveld beslo ten teneinde ook dat te kunnen onderwerpen aan zijn destijds geleerde en ontwikkelde systemen van moderne grondverbete ring. Merkwaardig is overigens nog, dat de aankondiging der vei ling een speciaal Koninklijk Besluit tengevolge heeft gehad, let terlijk luidende als volgt: Wij WILLEM, bij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van OranjeNassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz.,enz.,enz. Hebben goedgevonden en verstaan den Hr.J.Twisk Cz, Make laar te Amsterdam bij dezen te magtigen bij gelegenheid der openbare veiling, welke op Saturdag den 22n. aanstaande te Be verwijk door den Makelaar Chr: Stumphius, ten overstaan van den Notaris Jan de la Chambre Karshoff, plaats zal hebben, in Onzen naam en voor Onze rekening aan te koopen de drie hier na omschrevene in die veiling, onder no. 1 - 2 en 3 begreepene perceelen als: „No 1. een perceel duinen, met daarop staande huis, met stalling, schuur, enz. en annex wei teel en Boschland, genaamd het Zeeveld, staande en gelegen te Baccum in de Ge meente Castricum, te zamen groot ruim vier honderd negentig bunders. 2: een dito perceel Duinen, met daarop staande Huis, Stalling, enz. en annexe wei- en teelland, genaamd het Zeeduin, staande en gelegen mede in de gemeente Castricum, te zamen groot ruim Honderd en tachtig bunders; en 3: een stuk Bosch- land genaamd Jan Blommenkroft, liggende als voren annex het perceel bedoeld sub 2. groot een bunder, vijf en veertig roeden en negentig ellen. En zullen afschriften dezes worden gezonden aan onzen Staat- raad, Administrateur voor de Registratie, het Kadaster en de Lo terijen, als mede aan den Heer J. Twisk Cz. voornoemd, tot in formatie en narigt. Brussel den 18 augustus 1829 Willem. Van wege den Koning J.G. de Mey van Streefkerk." 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1984 | | pagina 27