'am De Polders DE Den dr.A<7T LsAan DeseMoolen De Eerste Steen ^gLeX'i DOOR PieterVANDERNcluL«WR Oud<?JAAR ENS DagEmoDc Leengoed van de Grafelijkheid van Holland en West Fries land Het gehele complex heeft aanvankelijk één enkel leengoed uit gemaakt verknocht aan de Grafelijkheid van Holland en West- Friesland. Vreemd doet het aan, dat niettemin het grondgebied belast was met twee afzonderlijke jaarlijkse uitgangen, die hier na nog ter sprake zullen komen, te weten mogelijk een cijns en ook nog een tiend. In de XVIIe eeuw waren wegens dit leengoed achtereenvolgens vasallen twee heren Gerard Bicker van Swieten. De eerste van hen was Dr. Gerard Bicker van Swieten, vrijheer van Oud- Haarlem en Kortenbosch, 1632 - 1716, de zwager van Raadpen sionaris Johan de Witt. Hij gebruikte dat al tezamen met uit gestrekte terreinen op het annexe Castricumse territoir, die toen bekend stonden als de "duinen van Marquette" en hij, na ver zuim op 26 januari 1657, belening verkreeg na dode van zijn va der Cornelis Bicker Heer van Swieten.4 'Wellicht waren het juist deze duinen en landen waarop Vondel's versregel betrekking hadden, die de dichter voor hem, Amsterdams magnaat bij uit stek, heeft geschreven: En bos, en beek, en duin en stranden Verkwikken somwijl uwen geest, Na lang en ongedurig slaven: Dan rijdt gij spelen bij de braven, Daar in de lust en lucht geneest. 5> De laatste en tweede Mr. Gerard Bicker van Swieten, was vrij heer van Swieten, vrijbaanderheer der baronie en heerlijkheid Kessel, heer van Hei- en Boeicop, raad van Amsterdam en bal juw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout, 1687-1753, die het goed geërfd had van Agneta de Graeff Pie tersdochter (ex matre Jacoba Bicker), de kinderloze weduwe van Mr. Jan Baptista de Hochepied. 6' Mr. Gerard, die evenmin kinderen had maar met de mede-erfgenamen in proces was, heeft zijn aanzienlijke vermogen op zijn nog jeugdige derde vrouw Sebastiana Arnoldina Kien laten vererven. Het heeft tot in januari 1766 moeten voortduren eer een gevolg gegeven kon worden aan de sententie van de Hoge Raad in Holland, Zeeland en Vriesland van 25 februari in het jaar tevoren, waarbij de in middels gesurrogeerde executeur in de boedel van Agneta de Graeff, de procureur Leonard Vrijland, tezamen met Abraham Cortebrant, agent en procureur te 's Gravenhage als executeur van Mr. Gerard Bicker van Swieten, gemachtigd waren door dat rechtscollege om over te gaan tot gezamelijke onderhandse dan wel publieke verkoop van alle aanwezige vaste goederen en ef fecten. Krachtens die bevoegdheid verleende dit tweetal nu aan de schout van Heiloo, Willem Laarman, opdracht om te trans porteren voor het Gerecht van Bakkum aan Jacob van Zanen in den Haag, in deze handelende ten behoeve van de minderjarige Jacob Jan Cambier "een duijn met Conijnen wel gepopuleert ge legen in Backum met het duynmaijers huijs en lande belent ten zuijden den Heer van Castricum, ten noorden den Heer van Fo- reest Heere van de Egmonden, ten westen de Noord Zee en ten oosten de gemeene ingelanden welck voorsz: duijn en huys en landen laatst is verhuurt geweest aan mitsgaders en belopen en gebruyckt door den Duynmayer Cleas Jansz Schuijd, belast in de ordinaris verponding b met f64:16:7 en met een agte in den aanslag der Duijn beesten tot f3:7:71/3 en voor een sesde in de Thijnden met ses stuivers jaarlyx.. Het transport gold, zoals opgemerkt, een leen aan de Grafelijk heid van Holland, waarvoor de executeur-testamentair Corte- brand laatstelijk verlei had gevraagd en verkregen op 17 mei 1755 waarna men het gewenst geoordeeld heeft gehad om dit bezit uit de leenband te doen ontslaan. Dit laatste plan gelukte en de Staten van Holland en West-Friesland hebben toen bij open brief van 19 december 1765 onder hun groot-zegel het Zeeveld geconverteerd in een allodium tegen betaling van het 1/10 van de waarde of f670,= hetgeen voldaan werd op 3 januari daarna ten kantore van de raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, met presentatie bovendien van het octrooi aan de Heren Gecommitteerde Raden om vervolgens te zorgen voor een registratie in het "Register van Conversiën" no.2, folio 252 op de 6e daarna. 8> Jachtgebied Zien we hieruit o.a., dat het Zeeveld een gebied was dat in het bijzonder geschiktheid bezat tot het opkweken van konijnen, ook uit de pacht-acten valt zulks op te maken. Zo had Mr. Gerard Bicker van Swieten jr. in zo'n document van 3 april 1736, waar bij Jan Willemsz. Schuijdt het totale duingebied gepacht had voor f. 650. 's-jaars niet enkel bedongen dat deze om ver stuivingen tegen te gaan 7 morgen land met helm had te be planten, maar ook dat de pachter de verplichting had om te "moeten toesenden ieder reijs vier paar lampreitjes". 9' Het was alweer onze dichter Joost van den Vondel, die vaak als gast op het Beverwijker"Beekvliet" logeerde, die er duidelijk blijk van gaf allerminst onbekend te zijn met de jacht op deze bijzondere soort van wild. Daarop slaan immers zijn versregels Trek je heen na zomerbuitjes Om lamprei en knijn, in duin? 10 De op het Zeeveld aangehouden "konijnen-warande" werd door de oostelijk aangelande grondeigenaren heel vroegtijdig reeds allerminst gewaardeerd. Dat vloeide bijvoorbeeld voort uit een acte van 14 juli 1607, verleden voor notaris Van der Lijn te Alk maar, waarbij een groot aantal hunner aan een van de plaatselij ke schepenen met een mede-belanghebbende volmacht ver strekten om aan de Staten van Holland te verzoeken van hun voorrecht continuiteit te verkrijgen "waer bij de pachte van den duynen neffens Baccum gelegen, verbooden blijve op de lancte van 30 roeden nae ande landen ofte duijn wallen naest de wil- dernisse gelegen, gheen conijnen te mogen planten, ende de ga ten aldaer aireede gemaect, ofte noch te maecken, open te hou den, maer dselve te stoppen en gestopt te houden, ende bij ge- breecke van dien te lijden dat dselffde bijde naeste ofte naest naeste gelanden, ofte int ghemeen uijt den name van den schout en schepenen aldaer gestopt souden mogen werden, zonder eenich tegenseggen ofte becroon van den pachter ter contrarie, ende in cas van swaricheyt bij den pachter dies aen- gaende te maecken, offereren en uijt de praeme als vooren dey- genaers van deselve duynen, de voorgaende belooffde pachte jaerlicxte betalen, tot soodanighen preyse als bij den laeste pachter daer voor is betaelt." JT 7/ LX--: Afbeelding 3 Gedenksteen boven de toegangsdeur van de molen 'De Een dracht" te Alkmaar ter gelegenheid van de eerste steenlegging door Pieter van der Nolle een der eigenaren van Zeeveld. 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1984 | | pagina 24