De gemeente Castricum en haar raadhuizen Tot de weinige gebouwen in Castricum die herinneringen aan het verleden oproepen, behoort het raadhuis aan de Dorps straat. Nu in 1982 een nieuw gemeentehuis in gebruik wordt genomen, lag het voor de hand de geschiedenis van dit gebouw eens op te diepen. Dat was weer aanleiding om aan de ontwikkeling van onze leefgemeenschap met zijn plaatselijk bestuur en aan de raadhuizen die Castricum en Bakkum eerder hebben gehad, aandacht te besteden. Deze onderwerpen zijn zo veelomvat tend dat alleen hoofdlijnen en mogelijk voor bepaalde perioden representatieve feiten en gebeurtenissen kunnen worden weer gegeven. Begin van een dorp De eerste blijvende vestigingen in Midden-Kennemerland ontstonden op de hogere gronden van de oude strandwallen. Stukken land in onze streek werden afgewisseld met uitgestrek te moerassen en regelmatig kwamen gebieden onder water te staan. Pas omstreeks 950 na Christus begonnen de moeras gebieden tussen de strandwallen droog te vallen. De eerste sporen van bewoning in Castricum dateren van enkele honderden jaren vóór Christus. In de eerste eeuwen van de jaartelling was hier, zoals uit vele archeologische vondsten is gebleken, sprake van een uitgebreide inheemse nederzetting. Omstreeks 280 na Christus is de bewoning van ons gebied weer beëindigd, vermoedelijk ten gevolge van de hoge zee- en grondwaterstanden. Uitgebreide bewoningssporen komen we in Castricum pas weer tegen vanaf de 8e en 9e eeuw. Sporen van een nederzetting uit deze tijd zijn door de werkgroep Oud-Castricum in 1971 gevonden bij de aanleg van het park aan de Willem de Rijkelaan. Ook door de heer D. van Deelen zijn uit die tijd bewoningssporen ontdekt en wel in het duingebied in de omgeving van de boerderij "De Brabantse Landbouw" en bij de Van Oldenborghweg. Ook in de omgeving van de Heemstederweg zijn vondsten uit deze periode aangetroffen. De landbouw in Kennemerland was ook toen nog grotendeels beperkt tot de oude strandwallen en concentreerde zich op de zogeheten geesten. Een geest was het gebied van een neder zetting met bijbehorende akkers. In de loop van de 10e eeuw is de ontginning van het gebied vanuit deze geesten grotendeels voltooid. Binnen het grondgebied van Castricum kunnen vier geesten worden onderscheiden, n.1. in Bakkum (gebied Bleumerweg - Achterlaan), Noord-eind (tussen Eerste Groenelaan en Stet- weg/Brakersweg), de Kerkbuurt, uitlopende in de Oosterbuurt en het gebied Heemstede (aan de Korendijk en de Heemsteder weg). De voormalige geesten Heemstede, Bakkum en Castricum komen al vroeg in de schriftelijke bronnen voor. Er is een akte gemaakt van een schenking van graaf Dirk II, ten gunste van de abdij van Egmond, van een hoeve te Heemstede en drie hoeven te Bakkum, daterende van omstreeks het jaar 980. De zoon van Dirk II graaf Arnulf schonk omstreeks 990 een en driekwart hoeve gelegen in Castricum aan de abdij. In deze akte komt de naam "Castrichem" voor het eerst voor (afb. 1). Over de oorsprong van de naam bestaan verschillende theoriën. Castricum zou b.v. afgeleid kunnen zijn van de Griekse namen die Bever Wijk betekenen. (frrJhnt Ctrmné iRptaSffe-Ssm*Hê mftuu** órm amfhmrA' 6 4 WAfl Awtf-g«3 fa mSfi* a W* "WMI vwcfilM «r tr*t n&fU («tgö fk ffaStw itórWwiw# «"W"« itnantéjufa&tu fa tm 'ftm mtfH «- fSteüj t**é tufffa fmige m fUtmit mM-nt Gevelsteen raadhuis. De betekenis van de letters is Senatus Po- putusque Castrici: Bestuur en Bevolking van Castricum. afb. 1 Foto van de akte met de eerste schriftelijke vermelding van Castricum. Bestuur vanaf de Graventijd Wellicht vooral omdat de mens van nature geneigd is tot samenleven met andere mensen zijn zich gemeenschappen gaan vormen. Binnen een gemeenschap ontstaat al spoedig behoefte aan bepaalde afspraken in het belang van de personen in die gemeenschap en ook in het belang van die gemeenschap zelf. Als in een gemeenschap organen worden gevormd, die normen kunnen vaststellen en handhaven, gaan we het beeld krijgen van staatkundige eenheden. De ontwikkeling van die eenheden hangt voor een deel samen met de economische betekenis van een plaats. Naarmate de bestaansbronnen van de gemeenschap als landbouw, veeteelt of handel groeien, neemt het bestaans recht en de aantrekkingskracht van de gemeenschap toe. Reeds eeuwen geleden kwamen er organen voor, die door hun uiterlijke verschijningsvorm deden denken aan wat tegenwoor dig gemeenten worden genoemd. 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1982 | | pagina 3