Diaconie van Leiden getoond heeft allezints met het armwezen bekend te zijn, nog onlangs rapporteur van de Maatschappij van Nijverheid betrekkelijk den toestand der kinderen in de fabryken". De heer de Vries Robbé meent dan ook, dat "deze betrekking moeilijk aan een geschikter persoon zou kunnen worden opgedragen". De minister neemt voorlopig nog geen actie. De Leidse industriëlen zijn in meerderheid echter doordrongen, dat er iets moet gebeuren. Op 17 maart 1863 wordt op intiatief van 32 Leidse fabrikanten, waaronder de firma Zaalberg, een verzoek aan de Koning gericht om het onderwijs, de arbeidsduur en rustttijden van kinderen, die in fabrieken werken door wettelijke bepalingen te regelen. Het zal evenwel nog tot 1874 duren, voordat op initiatief van het Tweede kamerlid Van Houten een wet tot afschaffing van de kinderarbeid wordt aangenomen. Regent van het huiszittenhuis te Leiden Het huiszittenhuis was een instelling, welke was bedoeld voor de uitdeling van voedsel en brandstof aan de armen. Het vele geld dat hiervoor nodig was, kwam vooral uit de in die tijd slecht gevulde gemeentekas en door kerkelijke gelden. De beheerscommissie, die verantwoordelijk was voor de uitgaven werd voor de helft aangewezen door het gemeente bestuur en voor de andere helft door de kerkeraad. Hermanus Zaalberg wordt in 1848 in de commissie benoemd. In datzelfde jaar is hij betrokken bij de landelijk zeer geruchtmakende kwestie rond het huiszittenhuis, waarbij hij behoort tot de deputatie van de kerkeraad, die op 3 juni 1848 de burgemeester en het nieuwe bestuur van het huiszittenhuis, de toegang tot het gebouw ontzegt. Hierop worden de vertegenwoordigers van de kerkeraad door de politie uit het gebouw verwijderd. afb. 1 Hermanus Zaalberg In 1853 wordt Hermanus Zaalberg benoemd tot regent van het huiszittenhuis, tevens tot provisioneel secretaris en in de commissies voor financiën, verlichting en voeding. In de jaren 1857 en 1858 is hij voorzitter van de commissie voor financiën. Bij zijn afscheid in 1859 wordt hem een aandenken in zilver overhandigd en worden zijn verdiensten herdacht. Hij blijft toch op een of andere wijze betrokken bij het huiszittenhuis, want in 1863 wordt in het openbaar een keiharde pennestrijd gevoerd tussen Hermanus Zaalberg en ene Scheltema betreffen de het financiële beheer van het huiszittenhuis. Diverse gedrukte boekwerkjes worden door beide heren afwisselend gepubliceerd. Burgemeester van Castricum en Heemskerk Per 1 januari 1868 is de ambtstermijn van 6 jaar van burgemeester Jonkheer Jacob Rendorp van Marquette verstre ken. Omdat hij door zijn hoge leeftijd toch niet opnieuw zal worden benoemd, heeft hij reeds in november 1867 zijn ontslag aangevraagd. In de vacante betrekking van burgemeester van Castricum en Heemskerk wordt bij koninklijk besluit van 21 januari 1868 Hermanus Zaalberg benoemd. Op 27 januari daaraanvolgend wordt hij hier in een voltallige gemeenteraads vergadering geïnstalleerd. Castricum telt op dat moment ca. 1380 inwoners, verdeeld over 5 woonbuurten n.1. de Kerkbuurt (huidige dorpskom), Oosterbuurt (Breedeweg, Doodweg), Duinbuurt (Mient, Kra mersweg, Vinkenbaan), Noordend (Brakersweg, Kooiweg) en Bakkum (ten noorden van de Zeeweg). Castricum in 1868 en 1869 Bij zijn ambtsaanvaarding bestaat de gemeenteraad uit de wethouders Cornelis Schermer en Jan Schotvanger en uit de leden Johannes Rommel, Teunis Slooten, Frans Glorie, Jan Pieterszoon Kuijs en Jan Corneliszoon Kuijs. In de eerste raadsvergadering van 27 januari vragen Cornelis Schermer vanwege zijn hoge leeftijd en Teunis Slooten in verband met maatschappelijke belangen hun ontslag aan. Op 5 februari 1868 brengen de 61 stemgerechtigden uit de gemeente hun stem uit voor de keuze van 2 nieuwe raadsleden. Cornelis Mooij krijgt 26 stemmen en wordt gelijk gekozen, terwijl tussen Arie van der Park en Dirk Bruin met elk resp. 19 en 16 stemmen een herverkiezing plaats moet vinden. De herverkie zing wordt op 18 februari 1868 gehouden en Dirk Bruin haalt de meeste stemmen. In de raadsvergadering van 8 april 1868 wordt vervolgens Cornelis Mooij tot wethouder gekozen. Hij had overigens eerder in een brief van 9 januari aan de koning meegedongen naar het burgemeestersambt van Castricum. Het station Het station is omstreeks 1866 gebouwd; op 1 mei 1867 rijdt de eerste trein door Castricum. Gedurende zijn gehele ambts periode zal Hermanus Zaalberg worden geconfronteerd met zaken die het station, het stationsplein of de toegangswegen naar het station betreffen. Uiteindelijk zal dit ook de aanleiding vormen tot zijn gedwongen vertrek als burgemees ter. Het begint al op 22 februari 1868. In een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken wordt, naar aanleiding van een door hem ontvangen rapport, melding gemaakt van de slechte staat van de toegangsweg naar het station. De minister stelt dat het onderhoud en verlichting naar het station ten laste komt van de gemeente, omdat in diens belang de toegangsweg is gemaakt. Hij eist vervolgens herstelling en een blijvend onderhoud van de toegangswegen. 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1982 | | pagina 22