Wie was Hermanus Zaalberg
Vorig jaar heb ik in de rubriek "Wie was..." aandacht
geschonken aan de hier weinig bekende en toch zo veelzijdige
burgemeester Jan de Quack. Dit jaar is opnieuw de schijn
werper gericht op een burgemeester van Castricum. Ook in
toekomstige jaarboekjes zullen burgemeesters in deze rubriek
aan bod komen.
Daarbij gaat het meer om een stukje Castricumse geschiedenis,
die zich uitstrekt over de betreffende ambtsperiode dan om de
persoonsbeschrijving van de burgemeester.
Hermanus Zaalberg wordt in januari 1868 burgemeester van
Castricum en heeft slechts anderhalf jaar dit ambt bekleed. Hij
is hiermee tot nu toe de burgemeester met de kortste ambts
periode. Hermanus, zoon van de toen reeds bekende deken-
fabrikant Johannes Zaalberg, is geboren in Leiden en heeft
daar 55 jaar gewoond.
Op 21 januari 1868 wordt hij benoemd tot burgemeester van
Castricum en Heemskerk. Zijn voortvarendheid en beslistheid,
waarmee hij bepaalde zaken, die naar zijn idee scheef gegroeid
waren, wil recht zetten, brengt hem weldra in conflictsituaties,
welke hem uiteindelijk tot aftreden zullen dwingen.
Dekenfabrikant in Leiden
Op 17 mei 1812 wordt Hermanus Zaalberg te Leiden geboren
als zoon van Johannes Cornelis Zaalberg, fabrikant van wollen
dekens. Dat jaar verkeerde ons land nog onder Franse
overheersing. Van zijn jeugd is weinig bekend, hij wordt
Nederlandse Hervormd opgevoed, komt uit een gezin met 9
kinderen en woont met zijn ouders in een groot pand aan de
Heerengracht op nr. 114. Dit huis maakt deel uit van een aantal
vorstelijk aandoende panden, welke toebehoort aan het
fabriekscomplex van zijn vader.
Al betrekkelijk jong wordt hij opgenomen in de leiding van het
bedrijf. Bij zijn huwelijk in 1835 wordt als beroep fabrikeur
(fabrikant) opgegeven en woont in het pand naast zijn ouders.
Na het overlijden van zijn vader in 1849 vormt hij samen met
zijn oudere broer Jan Cornelis de direktie van het bedrijf.
Omstreeks 1852 heeft de fabriek 136 arbeiders in dienst en
beschikt over een stoommachine en een stoomketel.
Het bedrijf werd tot enkele tientallen jaren geleden nog steeds
onder de naam van zijn vader - de firma J.C. Zaalberg en zoons
- gevoerd en was nog steeds gevestigd tussen de Vestestraat en
de Heeregracht. Inmiddels is het bedrijf verplaatst naar Tilburg
en voert momenteel de merknaam AaBe-dekens. Bij vele
ouderen heeft echter de naam "Zaalberg-dekens" nog een
bekende klank.
Tussen Hermanus en zijn 15 jaar oudere broer Jan Cornelis zou
het niet zo goed geboterd hebben, reden waarom Hermanus in
1854 uit de onderneming werd gekocht. Zijn betere opleiding
en zijn meer progressieve en sociale instelling zouden debet zijn
geweest aan de slechte samenwerking. Verondersteld wordt dat
Hermanus in de ogen van zijn broer al te liberaal was. Deze
broer had vermoedelijk te lang aan de leiband van zijn vader
gelopen om zich van diens inzichten volledig te hebben kunnen
losmaken, terwijl Hermanus een grote belangstelling aan de
dag legde voor sociale vraagstukken en er ten opzichte van het
beleid tegenover de arbeiders geavanceerde opvattingen op na
hield.
Op 17 maart 1854 koopt Hermanus Zaalberg een huis en erf
aan de Rijn op de Apothekersdijk nr. 22. Hier woont hij met
zijn gezin tot begin 1868 en wordt in deze periode koopman en
ook grossier in manufacturen genoemd. Hiernaast heeft hij
functies bij de Diaconie van Leiden, is hij regent bij het
Huiszittenhuis en diaken der Nederlandsch Hervormde Ge
meente. Belangrijke verdiensten heeft hij verworven bij de
beperking van de kinderarbeid.
Strijder tegen de kinderarbeid
De kinderarbeid was in de vorige eeuw een normaal
verschijnsel. Jonge kinderen beneden de 10 jaar werkten al
lange dagen in de fabriek. Kinderarbeid onder de 10 jaar was
sinds 1813 uitsluitend nog in de mijnen verboden. In het
midden van de vorige eeuw komen steeds meer stemmen op om
aan de kinderarbeid paal en perk te stellen. In Leiden wordt in
1859 een voor die tijd opmerkelijk initiatief genomen. Op
uitnodiging der diakenen van de Nederlandse Hervormde
Gemeente wordt een vergadering gehouden met vertegenwoor
digers van de plaatselijke armbesturen en van de Leidse
Maatschappij van Weldadigheid om te beraadslagen over het
werken van kinderen in fabrieken ter plaatse, zowel op te
jeugdige leeftijd als met te lange werktijden. In hetzelfde jaar
neemt de Maatschappij ter bevordering van Nijverheid een
besluit tot het instellen van een commissie "om middelen te
beramen dat kinderen beneden de 14 jaren niet zoo vroeg naar
de fabrieken worden gezonden en indien zij arbeiden, dat zulks
geen 12 of 15 uren daags gescheide".
Om het werk van deze commissie zoveel mogelijk te vergemak
kelijken, worden hierin uitsluitend Leidenaars benoemd.
Hermanus Zaalberg wordt tot secretaris van de commissie
gekozen; een belangrijk deel van het werk van de commissie
wordt door hem verricht.
In haar rapport van 1860 stelt de commissie vast, dat bij
kinderen van 10 jaar en ouder schoolverzuim veelvuldig
voorkomt. Verder brengt zij naar voren, dat blijkens haar
onderzoek 8% der Leidse kinderen beneden 13 jaar op
fabrieken en in ambachten werkt. Ook wijst zij erop, dat een
arbeidstijd van 12 tot 15 uur per dag voor kinderen te langdurig
is en dat de werkzaamheden, die hun worden opgedragen,
dikwijls te zwaar zijn. Dat de kinderen op zo grote schaal in
fabrieken worden te werk gesteld, moet echter volgens de
commissie niet zozeer aan de fabrikanten, als wel aan de ouders
worden geweten, die van de arbeid van hun kinderen gebruik
maken om de gezinsinkomsten te doen toenemen. Aan het slot
van haar rapport geeft de commissie een aantal wettelijke
maatregelen in overweging.
Ongeveer in dezelfde periode had de Ingenieur van het
Stoomwezen, de heer De Vries Robbé, aan de Minister van
Binnenlandse Zaken uitgewerkte voorstellen doen toekomen in
zake een wettelijke regeling van de arbeid in fabrieken en
werkplaatsen. Hij gaf daarbij mede in overweging te besluiten
tot de aanstelling van een inspecteur, die op de naleving van de
nieuwe wettelijke voorschriften zou hebben toe te zien, zonder
nochtans aan de fabrikanten al te grote last te veroorzaken en
"zonder zich met hun fabryksgeheimen in te laten".
Voor de vervulling van deze nieuwe taak beval hij met klem bij
de Minister aan "de heer H. Zaalberg, thans grossier in
manufacturen in Leiden, welke heer sinds 13 jaren bij de
21