-25-
terreinen. Er werden vast niet meteen twee watergangen van elk meer dan acht
kilometer lengte achter elkaar uitgegraven. Daar waren waarschijnlijk niet genoeg
mensen voor beschikbaar. Maar het ging eerder stukje bij beetje, waarbij het water
vanuit zijgreppels of slootjes van de venige landerijen direct naar de Groote Waard of
Boomer Wael kon afvloeien. Prachtig toch? Of de zijdewind als klein laag dijkje er
toen al was? Mogelijk voor een deel. Als lokale afweer tegen het overstromingsgevaar
uit de Groote Waard. Nieuwe Niedorp zou als een nóg nieuwere vestiging gaan liggen
tussen de beide weteringen in. Geen slechte positie. Ook op een kreekrug die de
nodige stevigheid verschafte. De landerijen om het dorp zouden dus in eerste instantie
door de bewoners van Oude Niedorp aan het moerassige veen onttrokken kunnen zijn.
Maar je kunt natuurlijk ook denken aan de toekomstige bewoners van Nieuwe
Niedorp. (Hoe De Rijd er indertijd uitgezien heeft weten we niet. Mogelijk lag er een
dikke laag (hoog)veen bovenop.) Van de Leijerdijk was waarschijnlijk nog geen
sprake. In de toekomst, omstreeks 1500, zou dit dijkje dé afscheiding vormen tussen
twee polders: de Leijerpolder en de Niedorperpolder. In welke mate Winkel als
woonplek al aanwezig was is onduidelijk. Nieuwe zienswijzen leveren nieuwe vragen
op. Dat is eigenlijk altijd zo. Nieuwe inzichten laten oude vervallen of keren soms
terug naar een vroegere opvatting.
Het belang van deze bijdrage ligt in de eerste plaats natuurlijk in de ontdekking van
de opvallende evenwijdigheid van de twee laatmiddeleeuwse, gedeeltelijk licht
gebogen weteringen. Weteringen die naar twee kanten konden afvoeren: zowel naar
het binnenland, naar de Groote Waard, als naar de Zuiderzee. (In volgende eeuwen is de
afvoer naar De Waard vaak het onderwerp geweest van ruzies, verbodens en van illegale lozingen.)
Verder is van belang het feit dat delen van de weteringen heel praktisch zijn gebruikt
voor de latere molenbemaling. Ik noem de Gouwsloot ten noorden van Terdiek door
de Oude Niedorpermolen (waar helaas al heel lang niets meer van over is) en de
Herbergsloot door zowel de Kostverlorenmolen als de Westermolen aan de
Oosterweg.
Als derde belangrijk punt zou ik willen noemen dat de oorspronkelijke verbinding
tussen De Waard en de zuidelijke wetering nog voor een deel aanwezig is.
En als laatste punt: zowel 't Paadje als de Oude Provincialeweg hebben hun ligging te
danken aan de oude zuidelijke wetering.
Je kunt je natuurlijk afvragen of de twee weteringen niet gewoon een opvolgende
ontginningsfase betekenden vanuit het noorden. Dat was immers de normale richting,
op weg naar de voorloper(s) van de Langereis. Daar was mogelijk sprake van één
veenstroompje, maar het kunnen er ook wel twee geweest zijn. We kijken ter
vergelijking naar de Hoogsloot, ten zuiden van Barsingerhorn, en dan naar de nog wat
zuidelijker Moerbeek (een natuurlijk water) en vervolgens naar de Wateringskant.
Het is heel goed mogelijk, zo niet waarschijnlijk, dat deze drie wateren twee fasen in
de oorspronkelijke ontginning markeren. Winkel zelf zou dan het einde van een
volgende fase kunnen betekenen. Het lijkt erop dat het westelijker deel is uitgewist
door de grote overstromingen die Geddingmore troffen. Het laat zich aanzien dat men
in dit gebied geruime tijd grotendeels was uitgeboerd. Het graven van genoemde
weteringen door Oude Niedorpers zou dus heel goed een broodnodig maar slechts
Historisch Niedorp, informatieblad 2010 nr. 2