-27-
(Tenminste als je bedenkt dat het waarschijnlijk van klammen komt, een Westfries
woord voor ruzie maken. Het woord is uit de late middeleeuwen hier gewoon blijven
hangen.) Een beekje dat vanuit de omgeving door een in te polderen gebied liep, vroeg
vanzelfsprekend om het nodige overleg. Dat zal ook gebeurd zijn bij de Kostverloren-
polder, omdat er vanuit het relatief hoge Winkeler gebied tenminste één en
waarschijnlijk meer regenbeekjes naar beneden vloeiden. De oude Friese naam was
'beets' en een klein deel van het eigen poldergebied werd ook 'de Beetsen' genoemd.
Dat suggereert al diverse stroompjes. Winkel zal na de aanleg van onze polderkaden
op een nieuwe wijze het eigen overtollige water hebben moeten regelen. Maar
mogelijk werd er een tussenoplossing gevonden door af en toe het water toch in het
Niedorpse toe te laten. Wie vanaf het dorp over de Oosterweg rijdt merkt meteen dat
de kade de vorm van een echte dijk heeft aangenomen. Vlakbij de boerderij De Boome
ligt het land aan beide zijden veel lager dan de wat oostelijker landerijen die onderdeel
vormden van de oude kreekrug van het zogeheten 'Gat van Bergen'. Juist in het gebied
van De Beetsen komt het laagliggend land het dichtste bij de oude gemeente Winkel.
We kunnen op een oude kadasterkaart de hoofdstroom van het beekje nog altijd goed
volgen, totdat het opgaat in het gebied van de Oosterkampen, aan de andere kant van
de Noorder- of Nieuwesloot. (Nu Valbrugweg.) Jammer, dan houdt het spoor op. Op
oude kaarten is niets meer terug te vinden.
We komen terug op de term
'Kostverloren'. Als de molen die
naam echt al kreeg moeten de
grootste problemen van vóór die
tijd stammen. Je gaat natuurlijk
geen octrooi voor een molen
vragen als je inmiddels de kaden
en de hele, noodzakelijke
inrichting van een polder al hebt
gerealiseerd. Dat lijkt me volstrekt
onlogisch. De verloren kapitalen
moeten waarschijnlijk te wijten
zijn aan de voorafgaande situatie:
een min of meer vergeefs gevecht
om het gebied uit de voortdurende wateroverlast te houden. Misschien met de nodige
dammetjes en greppeltjes, hoosschoppen en wat dies meer zij. Wat men verbouwde
ging herhaaldelijk teloor en hooi voor wintervoer hield waarschijnlijk ook niet over.
Men verarmde. Blijft de vraag waar dan het geld vandaan moest komen om een polder
in te richten! De Boerenleenbank moest nog worden uitgevonden. Waren er misschien
toen al de nodige geldschieters bij de hand? Rijk geworden dorpers of stedelingen?
Mensen uit de Zuidelijke Nederlanden, zoals bij de latere Beemster?
Veel kon wellicht door gemeenschappelijke noeste arbeid worden bewerkstelligd,
maar zo'n molen moest echt door vaklieden worden gemaakt.
Hoe het ook zij: een vetpot kan het de eerste jaren nooit geweest zijn!
De Kostverlorenmolen met het machinegebouw
Historisch Niedorp, informatieblad 2010 nr. 1