-15-
vizier kwam. Je kunt je nu meteen afvragen of dat gebeurde vóórdat de molen in wer
king trad. Er zou dan geopperd kunnen worden dat de molen in dat geval wel vlakbij
de Nieuwe Sloot gezet zou zijn.
Nu bleef er westelijk van de molen een gebiedje met een wat dieper liggend maaiveld
over. Althans volgens de huidige hoogtekaart. En molens werden nu eenmaal zo veel
mogelijk op het laagste deel van een polder neergezet.
Ik acht de kans groot dat de Nieuwe - of Noorder Sloot er al lag toen onze eerste mo
lens werden opgericht. Het teveel aan water moest uiteraard zo goed mogelijk worden
afgevoerd en als 't half kon naar de Zuiderzee. Lozen via 't Verlaat op de Heerhugo-
waard was meestal niet aan de orde. Dat mocht tussen 1450 en 1500 alleen in geval
van nood, als het echt niet anders kon.
Op het moment dat zowel de Kostverloren - als de Niedorper polder omkaad zouden
zijn, zou al het uitgeslagen water door de Nieuwe-Niedorper Dorpssloot moeten stro
men om vervolgens via Boomsloot, Mientsloot en de Kromme Gouw bij Kolhorn ge
spuid te worden. Dat kon natuurlijk niet meer via allerlei sloten en oude weteringen
die nu 'binnen gepolderd' waren. In verband met het scheepvaartverkeer richting
Lutjewinkel, Barsingerhorn en van daaruit Schagen vice versa zou zo'n extra bevaar
bare afvoersloot (die nog bij het boezemwater kwam) helemaal geen slecht idee zijn.
We veronderstellen ook dat men van Kolhorn heel graag een belangrijke overslagplaats
wilde maken. Tot dusver moesten de weinige zeilschepen naar en van Kolhorn met het
nodige oponthoud gebruik maken van de Dorpssloot van Nieuwe Niedorp. Ik veron
derstel dat men ergens tussen 1450 en 1500 op een economisch niet al te ongunstig
moment de Nieuwe Sloot heeft gegraven. En wellicht ruim voordat de eerste molens
werden neergezet. Daarna zou ook gebruik gemaakt kunnen worden van een verbin
ding met de Hoogsloot tussen de Westermoerbeek en Kolhorn. Dat ging in zekere zin
gemakkelijk, want de Niedorper - en Schager Koggen lagen indertijd nog volledig
'gemeen' oftewel ongescheiden. En dat bleven ze tot het midden van de 17e eeuw.
Een veendek?
Zoals gezegd ligt het voor de hand dat de watermolens in principe in de laagste delen
van een polder werden geplaatst. Het water kon er dan min of meer eenvoudig naar toe
lopen (mits de toevoersloten op tijd waren ontdaan van mogelijke rommel en verstop
pende waterplanten).
Men zou nu kunnen opperen, dat het genoemde gebiedje indertijd misschien nog onder
het veen lag waardoor de aanvankelijke plaatsbepaling helemaal zo gek niet was.
Hetzelfde zou dan kunnen gelden voor de Oude Molen in de Niedorper polder. Die lag
ook in de buurt van de laagste plek maar er niet echt tegenaan. Zo zijn we dan meteen
bij een van de interessantste problemen uit ons verleden aangeland: Lag er in de Late
Middeleeuwen, zo tussen 1000 en 1500, nog een veenlaag over grote delen van onze
omgeving, of niet? (En dan denken we uiteraard niet aan Taagveen', ontstaan onder de
grondwaterspiegel, maar aan het zogenaamde 'hoogveen' dat uiteindelijk alleen maar
van regenwater en lucht leeft.)