Het levensverhaal van Piet Zwagerman. IV
Het was alsof het land er op gewacht had. De klaver had de overhand (die kon stikstof
ontberen) en in 1899 groeide er veel op dat stuk. Er viel dat jaar nog voldoende regen ook,
zodat ook het gras goed gedijde. Aan fosfor had het land dus schrijnend gebrek en het was dan
ook die kunstmest, die het volgend jaar op bijna al ons land gestrooid werd. En dat was met de
ietwat hogere prijzen van vee en zuivel het begin van onze financiële opkomst. Maar toch had
1898 een droevig slot door het overlijden van zuster Aafje. En nog kwam er een verandering in
ons gezin. Mijn oudste zuster Aaltje, ging het huis uit en werd krankzinnigenverpleegster in
Medemblik. Zij behaalde daar na driejaar het zwarte kruis. Broer Louw was bakkersknecht
geworden, zodat ons gezin toen zes personen telde. En als onze ouders rijker waren geweest
was mijn leven misschien heel anders verlopen, want om te zeggen, dat ik op de leeftijd van
12 jaar (mei 1897) reeds roeping voelde voor het boerenwerk, nee hoor, helemaal niet.
Ik kon vlug leren en had wel wat anders willen worden, maar ja, dat was er in die tijd niet bij.
De ouders bepaalden toen de te volgen loopbaan en ik moest vaders knecht worden. Nu moet
u ook niet denken, dat ik er een tegenzin in had. Nee zo was het niet. Eerst dacht ik, dat het
alle dagen vakantie was!
Mijn neef Arie Kok heeft nog wel een geprobeerd, mijn ouders te bewegen, mij te laten leren,
maar geldgebrek was de oorzaak, dat het niet gebeurd is.
Toch heb ik in de loop der jaren het landwerk lief gekregen en ik heb mij, reeds jong, ingezet
met mijn hele wezen. In dat werk vond ik voldoening en eens in 1956, toen ik ziek in het
Centraal Ziekenhuis in Alkmaar lag, maakte de hoofdverpleegster een praatje met mij en
informeerde o.a. wat mijn werk was geweest. En toen ze hoorde dat ik boer en land- en
tuinbouwer van mijn vak was, vroeg ze: En als u nu nog eens moest beginnen, wat koos u dan?
Wel zuster, zei ik, weer werd ik boer.
Het geeft de mens een gevoel van vrijheid, van onafhankelijkheid, een kleine baas was ik liever
dan een grote knecht.
Er zijn in het boerenleven harde dagen, ziekte onder het vee, tegenslag met de oogst, noem
maar op er is nog veel meer. Maar er zijn ook schone dagen, dat het een lust is om te leven en
die ik voor geen geld van de wereld zou hebben willen missen.
Als je dan 's morgens (in het langst van de dagen) de koeien ging ophalen en de zon net boven
de horizon kwam en er aan elke grashalm de dauwdruppels glinsterden, dan voelde je pas het
schone van de natuur en je was verheugd, dat je het kon aanschouwen. Tegelijk met alles wat
ik reeds heb geschreven, voltrok zich in N.Niedorp een verandering in de geijkte opvattingen,
die toen in het laatst van de 19e eeuw op maatschappelijk en geestelijk gebied voor de ware
golden.
In september 1894 kwam er een nieuwe dominee in N.Niedorp. 't Was N.J.C.Scher-
merhorn, een jonge man van nog geen 28 jaar, die als proponent twee jaar in de Beets had
gestaan. Hij was getrouwd en zij hadden een zoontje. Later is op N.Niedorp nog een dochter
geboren. Deze jonge predikant was een geweldig redenaar. Een oorspronkelijk talent was hij
en hij had alles mee, z'n jeugd, z'n rijzige figuur, z'n scherp, maar fraai besneden gelaat, z'n
sonore stem, alles bezat hij, om de mensen in de ban van zijn prediking te krijgen.
De toeloop naar de kerkdiensten in ons dorp werd de eerste jaren van zijn optreden heel groot.
25