MOED HOUDEN
Toen ik, in mijn jongen tijd,
Mooie P leunt je heb gevrijd,
Ging ik, met mijn zondagshoed
Op mijn hoofd, haar in 't gemoet;
Echter werd ik afgekeurd:
Ook goed; daarom niet getreurd.
Toen ik daarop rijke Toos
Tot mijn echte weerhelft koos,
Had ze er wel wat ooren naar,
Maar zij hield in 't eerst zich raar;
'k Heb er maanden om gezeurd:
Ook goed; daarom niet getreurd.
'k Had haar lief tot in mijn ziel;
En toen ze in de kraam beviel,
Was 't een tweeling voor 't begin,
't Was wat veel, bij klein gewin;
Maar ik dacht: 't is meer gebeurd!
Ook goed; daarom niet getreurd.
't Viel ook bitter uit den gis
Met haar Peetooms erfenis,
Want een ander had op 't laatst
Van zijn boeltje veel genaast;
't Restje had hij zelf versleurd:
Ook goed; daarom niet getreurd.
Weetje wat ik altijd zeg?
Ieder kies den rechten weg;
Ga hem met een stijven stap,
Doe zijn best en hou zich knap;
Is er soms iets dat hem steurt:
Ook goed; daarom niet getreurd.