Hij beschouwde zijn patiënten niet alleen als mensen van vlees en bloed, maar bij het beoor
delen van hun ziektebeeld betrok hij tevens leefomstandigheden en geestelijke noden. De
psychosomatische oorzaak van het ziek-zijn heeft hij beslist niet gebagatelliseerd.
Wanneer men overziet wat hij in zijn werkzaam leven voor de zieke mens heeft gedaan, dan
kan men met recht vaststellen dat hij de eervolle benaming 'Hollandse Hippocrates' ten volle
heeft verdiend.
12. VRIENDEN EN COLLEGA'S VAN PIETER VAN FOREEST.
Vele bekende tijdgenoten behoorden tot de kennissenkring van Pieter van Foreest. De 'Epi-
grammata ad clariss. virum D. Petrum Forestum med,gedichten voor de beroemde ge
neesheer P.ieter van Foreest) die voorin de 'Opera Omnia' zijn opgenomen, geven hiervan een
indruk. Men treft namen aan van collega's als Augerius Clutius (Outgert Cluyt, de oudste
zoon van de Delftse apotheker Dirck Cluyt), Petrus Hogerbeets (geneesheer te Hoorn, die
Forestus zijn oude vriend en leermeester noemt) en Hadrianus Junius (eveneens een groot
vriend, met wie Forestus in 1574 te Rotterdam de zieke Willem van Oranje bezocht).
De 20 jaar jongere Jan van Heurne (Johannes Heurnius, 1543-1601) was één van zijn beste
vrienden. Deze was in 1581 aan de Leidse universiteit benoemd als hoogleraar in de genees
kunde. Van Foreest en hij schreven elkaar regelmatig en brieven uit de periode 1581-1595 zijn
bewaard gebleven. Heurnius heeft Forestus aangespoord zijn waarnemingen te publiceren.
Zelf schreef hij medische handboeken, maar deze waren meer gericht op de theorie, de acade
mische lessen zoals hij deze aan zijn studenten gaf.
In zijn boeken over de koortsige ziekten spreekt Forestus over zijn langdurige vriendschap
met de Zeeuw Lieven Lemse (Levinus Lemnius, 1505-1568), een bekend geneesheer uit Zierik-
zee. Hij noemt deze: 'de geleerde, fijnbesnaarde Levinus Lemnius'.
Een andere relatie was de uit Brabant afkomstige medicus Johannes Wier (Joannes Wierus,
1515-1588), stadsgeneesheer te Arnhem, lijfarts van hertog Willem van Gulik en stadsdokter
te Kleef. Hij werd vooral bekend door zijn optreden tegen de heksenprocessen. Wier was,
evenals Van Foreest, geen vriend van de volgelingen van Paracelsus, de Paracelsisten. Een
Baselse uitgever schreef hem eens, dat Paracelsus een lastige, onredelijke dronkaard was. De
ze brief is door Van Foreest uit het Latijn vertaald en opgenomen in zijn manuscript, gericht
tegen de kwakzalverij.
Zeker was ook Rembert Dodoens (Rembertus Dodonaeus, 1517-1585), de auteur van het be
roemde Cruydtboeck (1554) en later hoogleraar in de geneeskunde te Leiden, een goede be
kende van Pieter van Foreest. Aanwijzingen hiervoor vormen enkele mededelingen in de
'Opera Omnia' waar Forestus hem 'amicus meus' mijn vriend) noemt.
Het staat vast, dat Berent ten Broecke (Bernardus Paludanus, 1550-1633) met Van Foreest
correspondeerde. Paludanus die tijdens zijn vele buitenlandse reizen een naturaliënverzame-
ling had aangelegd, welke internationale bekendheid genoot, was vanaf 1586 tot zijn dood,
stadsgeneesheer te Emkhuizen.
Harman Schinckel, een Delftse boekdrukker, was een goede vriend van Pieter van Foreest.
Schinckel werd ter dood veroordeeld wegens het drukken van verboden boeken, zoals de
Heidelbergse Catechismus. Op 23 juni 1568, enige uren voordat hij op de Markt te Delft zou
worden onthoofd, schreef hij brieven aan vrouw en kinderen en dichtte twee Latijnse verzen
44