Alle boeken, 'gedruckt en geschreven', alsmede het instrumentarium 'ter astronomie, astro
logie, medicine ofte chirurgie dienende, tsy gemaect van gout, sylver, yser, stael, cooper, of
andere materie', werden vermaakt aan zijn neven Adam en Jorden van Foreest, die in 1594
te Padua het doctoraat in de geneeskunde hadden verkregen. Er werd bepaald, dat deze boe
ken en instrumenten steeds zouden worden geërfd door familieleden die geneeskunde hadden
gestudeerd. Hoewel de uitoefening van dit vak bij de Foreesten erfelijk was, zijn deze voor
werpen helaas niet in de familie gebleven.
Drie dagen later, op 10 maart 1597 overleed Pieter van Foreest. Hij was ruim 75 jaar oud
geworden, ondanks zijn zwakke gezondheid, waarover hij zelf schreef: 'ik ben mager, droog,
dor, galachtig en ziekelijk'.
Zijn stoffelijk overschot werd op 13 maart 1597 in de Groote Kerk te Alkmaar begraven. De
laatste regel van het geschrevene op zijn grafsteen: 'Hippocrates Batavus si fuit ille fuit'
indien er ooit een Nederlandse Hippocrates is geweest, dan was hij het) toont aan, hoe
zijn tijdgenoten hem waardeerden. Des te beschamender is het om te constateren hoe latere
generaties deze grafsteen niet alleen hebben verwaarloosd, maar zelfs in het ongerede
gebracht.
In 1923 schreef Mr J. Belonje een artikel waaruit blijkt wat men met de grafsteen van Fo-
restus heeft gedaan. Het toont aan, hoe slecht men in Nederland soms het erfgoed van onze
voorvaderen in ere houdt.
Volgens Belonje spreekt de oudste Alkmaarse kroniekschrijver C. van der Woude in 1640
over Forestus': 'epitaphium: zijnde voor het Choor in de Kerk op twee zarksteenen gehou
wen'. Ruim 100 jaar later wordt nog steeds melding gemaakt van 'Pieter van Foreest's
graffstede'. De grafboeken van de kerk geven nadere informatie: '4 graven onder 2 blauwe
sarcken toecomend die erfgen. van jorden van foreest', mèt een tekeningetje van het familie
wapen. Jorden, de vader van Pieter van Foreest lag niet in dit graf, maar werd begraven 'tot
die minrebroers', volgens het memoriaal van de kerkmeesters. Het leek dus waarschijnlijk,
dat in het schip van de kerk, de 'middelkerk', vóór het koor, het graf van Petrus Forestus
was gelegen. De nummering van de 4 graven werd later: 340 tot en met 343, middengang.
Aan het einde van de 19e eeuw schreef C. W. Bruinvis in één van zijn artikelen over de
Groote-of St. Laurenskerk, dat het graf van Forestus niet meer te vinden was. Tijdens een
restauratie van de toren, omstreeks 1920, werden 80 zerken uit het gedeelte van de kerk, gele
gen tussen het schip en het koor, verwijderd en elders opgestapeld. Daar bleven ze liggen tot
dat men in 1923 ruimte vrij moest makën voor de 8-october-herdenking en de zerken werden
verwijderd. Er kwam toen een steen, genummerd 341 voor de dag, de helft van een dubbele
zerk. De andere helft, 342, kwam uit een geheel ander gedeelte van de kerk. Het Van Foreestwa-
pen was herkenbaar en er was ook nog één woord te lezen: 'Hippocrates'. De grafsteen van
Pieter van Foreest was terecht, maar deze was zó afgesleten, dat de rest van het opschrift niet
meer te ontcijferen was. Belonje heeft, toentertijd secretaris van de kerkvoogdij, ervoor ge
zorgd dat beide brokstukken weer enigszins aan elkaar gepast werden, waardoor het restant
van het grafschrift en het wapen weer wat tot hun recht kwamen. Hij spreekt in zijn artikel
de wens uit, dat de restaurateurs in de gelegenheid zullen zijn het grafgesteente van Forestus
te herplaatsen, opdat de woorden van de Alkmaarse kroniekschrijver uit 1640 weer in over
eenstemming zullen zijn met de werkelijkheid. Men schijnt later de brokstukken opnieuw te
hebben verwisseld. De dubbele zerk moet echter nog steeds in het schip van de kerk liggen,