plegen betreffende de te verwerken grondstoffen, of deze in voorraad waren, over de prijs
van het medicament en hoe zijn eigen composities moesten worden klaargemaakt. ZoSls het
pestpoeder, de scheurbuikstroop en zijn zeer bekend geworden afkooksel, het 'Decoctum
Petri Foresti', een drank, die nog in het begin van de 19e eeuw tegen verkoudheid werd ge
bruikt. In zijn geschrift tegen de kwakzalverij waarschuwt hij voor 'ongeletterde apteeckers'
die het één voor het ander geven, oude onwerkzame grondstoffen verwerken en'den armen
patiënten soe deerlicken bedriegen'. Ook op sommige doktoren heeft hij kritiek, want er zijn
er die 'sulcke botte recepten scryven in die winckelen der apteeckers, dat het een schande is'.
Pieter van Foreest liet zijn recepten meestal gereedmaken door de Delftse apotheker Dirck
Cluyt. Cluyt, een algemeen bekend en gewaardeerd man met wetenschappelijke kwaliteiten
was bovendien familie van Pieter want zijn vrouw was een nicht van Eva van Teylingen, de
echtgenote van Van Foreest.
De manier waarop Van Foreest in zijn 'Opera Omniaziektegevallen heeft beschreven, waar
bij zelfs de naam van de patiënt veelal niet werd verzwegen, schetst ons niet alleen een beeld
van het wel en wee van een 16e eeuwse geneeskundige praktijk maar geeft ons bovendien veel
bijzonderheden uit het dagelijks leven. Zo werd te Delft een schippersvrouw als heks ver
brand en de beul liet de haveloze, halfgekke bedelaar Boudewijn de brandstapel in orde ma
ken en het vuur onderhouden, waarvoor deze als beloning de kleren van de vrouw kreeg. De
bedelaar vatte een fikse kou, kreeg hoge koorts en kwam onder behandeling van Dokter van
Foreest. Deze beschrijft dan niet alleen het ziektegeval, maar geeft bovendien de achtergrond
informatie waardoor de lezer van nü, kennis neemt van de zeden en gewoonten van destijds.
Op het titelblad van zijn verzamelde werken wordt Pieter van Foreest genoemd: 'Domini Pe
tri Foresti Alcmariani. Medicinae Doctoris experientissimi, inclytae reinpublicae Delphensis
medico-physici ordinarii'. Dat wil zeggen, zeer ervaren doctor in de medicijnen, gewoon
genees-en natuurkundige van de vermaarde stad Delft. Zelf tekende hij altijd: 'Peter van Fo
reest, medicyn der stadt van Delft'. Op het titelblad van zijn betoog tegen de kwakzalverij
wordt hij genoemd: 'Den hoichgeleerden Meester Peter van Foreest van Alcmaer. Doctor in-
der medicynen, gegaieerde Medicyn der vermoerde stadt van Delft'. Het woord 'hoichgeleer
den' is doorgestreept, wellicht door hem zelf. Misschien een bewijs van zijn bescheidenheid?
Pieter van Foreest werd tot 'doctoor der stede' te Delft benoemd op de volgende voorwaar
den. Hij ontving een jaargeld van 8 pond groot Vlaams ongeveer 40 gulden) plus 2 pond
voor een 'tabbaardlaken'. Verder was hij vrijgesteld van accijns op wijn en bier. Zijn salaris
was niet meer dan 4 maal de prijs van een nieuw ambtsgewaad, dus niet bijzonder hoog. Men
kan zich voorstellen, dat als gevolg van dit lage salaris Van Foreest in 1575 dreigde naar Alk
maar te vertrekken waar hem 'veel schoone conditiën van exemptie ontheffing) van alle
lasten' waren aangeboden. Bovendien hield het stadsbestuur zich niet aan wat men hem in
dertijd had beloofd. Daar kwam bij, dat zijn taak als stadsgeneesheer er niet gemakkelijker
op was geworden toen in 1570 zijn collega Cornelis van der Heyden door een beroerte werd
getroffen. Van der Heyden heeft nadien nog 6 jaar zijn taak vervuld maar kon uiteraard geen
optimale prestaties meer leveren, vooral toen in 1573 weer een pestepidemie was uitgebroken.
Pieter van Foreest vond gehoor bij de stadsoverheid en zijn jaargeld werd op 18 october 1575
22