1870 derde huwelijk met Wilhelmina Horn
1886 afscheid bij stedelijk gymnasium
1888 vestiging in Arnhem, alwaar overleden op 72-jarige leeftijd
Literaire positie
Hofdijk, die op tienjarige leeftijd van school gehaald was om financiële rede
nen, werd, toen bleek dat er van de leesgrage jongen toch geen behoorlijk werk
man te maken viel, weer naar school gestuurd om schoolmeester te worden. Hij
trof een aantal vrienden die zoals hij in een boekenwereld leefden en met hen
verplaatste hij zich in een sfeer zoals hij die in de romans van Van Lennep en
Walter Scott was tegengekomen. Een zolder werd omgeschapen in een histo
rische wapenzaal waarin zij middeleeuwse steekspelen hielden en scènes uit his
torische romans naspeelden. Hij leerde Toussaint kennen, die op een veel serieu
zere manier zich voorbereidde op een literaire loopbaan, en hij begon een voor
beeld aan haar te nemen. In navolging van Beets schreef hij het historisch dicht
verhaal Rosamunde, uitgegeven door Immerzeel, die ook de Muzen-almanak
uitgaf. Hofdijk meende nu beroepsschrijver te kunnen worden, gaf zijn betrek
king als onderwijzer in de Betuwe op en keerde terug naar zijn geliefd Kennemer-
land. De gedichten die hij dan aan Potgieter voor Tesselschadc opstuurde werden
echter afgewezen en zijn Rosamunde kreeg slechte recensies. De critici hebben
vooral bezwaar tegen zijn gebrek aan oorspronkelijkheid. Alsof het al niet genoeg
was dat Beets Byron navolgde, werd Beets zelf nu ook nog geïmiteerd. Hase-
broek zei van een vers van hem dat het de "armhartigste nakruiperij" van Beets
was die hij ooit gezien had. "Het was geen kopieren meer, het was tegen 't licht
doorgetrokken of als millioneerwerk opgeplakt."9 3 Hofdijk zette zich nu aan de
studie van de middeleeuwen. In 1842 verscheen het dichtverhaal De Bruidsdans,
dat weer alom gekraakt werd, en het zou tot 1847 duren eer hij zich weer aan
een episch dichtwerk waagde. Toch is hij dan inmiddels een gewaardeerd alma
nakbijdrager geworden. In 1850 werd hij redacteur van het Album der schone
kunsten en korte tijd gaf hij een eigen almanak uit: Dorcas (1848-1853). Vanaf
1850 publiceerde hij zijn Kennemerland Balladen en deze vestigden zijn roem.
Hij vond hierin definitief zijn vorm: de lange epische gedichten lagen hem toch
eigenlijk minder dan de korte, wat impressionistischer natuurlyriek, gemengd
met volkslegenden. Hij begon nu ook met het samenstellen van talloze geschied-
boeken en historiewerken, waarin hij op aantrekkelijke wijze de kennis van het
voorgeslacht populariseerde. Met deze boeken trok hij een groot publiek.
65